Handmatig
Het handmatige programma werkt zoals de naam al aangeeft, handmatig. Dit
betekent dat u zelf de werkbelasting beheert, niet de computer. Volg de
onderstaande instructies om het handmatige programma te starten of druk op
de knop voor handmatige bediening en vervolgens op de enter-knop en volg
de aanwijzingen in het berichtenvenster.
Druk op de toets voor handmatig gebruik en vervolgens op de enter-toets.
In het berichtvenster wordt u gevraagd de tijd voor het programma in te
voeren. U kunt de tijd invoeren met behulp van de toetsen stijgen en dalen of
het numerieke toetsenbord en vervolgens op Enter drukken om te
accepteren.
Nu bent u klaar met het bewerken van de instellingen en kunt u het
programma starten door op de starttoets te drukken. Alle
gegevensberekeningen gebruiken de patiëntinformatie van de
instellingsfunctie (instellingsknop linksboven op de console).
Tijdens het handmatige programma kunt u door de gegevens in het
berichtenvenster bladeren door op de displaytoets te drukken. U kunt ook
schakelen tussen de snelheids-, helling- of trackweergave door op de
displaytoets naast de dotmatrixweergave te drukken.
Wanneer het programma eindigt, kunt u op start drukken om hetzelfde
programma opnieuw te starten of stoppen om het programma dat u zojuist
hebt voltooid als het faciliteitsprogramma op te slaan door op de
faciliteitstoets te drukken en de instructies in het berichtvenster te volgen.
Vooraf ingestelde programma's
De loopband heeft twee vooraf ingestelde trainingsprogramma's die zijn
ontworpen voor verschillende doeleinden. Het aanvankelijke ingebouwde
moeilijkheidsniveau voor elk programma is ingesteld op een relatief eenvoudig
niveau. U kunt het moeilijkheidsniveau (max. snelheid) voor elk programma
aanpassen voordat u begint.
De profielen die in de dotmatrix worden weergegeven, zijn slechts
afbeeldingen van het hele profiel en veranderen niet van afmeting wanneer de
snelheidstoetsen worden ingedrukt. Bij het instellen van een programma voert
u de maximale snelheidsinstelling in voor de piek van het profiel. Tijdens het
programma veranderen de snelheidsniveaus naarmate het profiel vordert.
Wanneer de stijgtoets wordt ingedrukt om meer snelheid aan te vragen,
verandert de profielplaat niet, maar neemt de snelheid toe. Als u op de
snelheidstoetsen drukt, verandert het piekniveau van het programma en niet
de huidige segmentsnelheid. Mogelijk moet u de piekinstelling meerdere
keren wijzigen door op de snelheidstoets te drukken voordat het huidige
segment toeneemt.
24