Inhoudsopgave
Advertenties
24
5.2.4
In bedrijfstellen op het veld
I
Alle invoerhandelingen zoals hiervoor
beschreven uitvoeren.
5.2.4.1
Startfunctie uitvoeren
Voor begin van de werkzaamheden de "startfunctie "
uitvoeren waardoor de machine klaar voor gebruik is.
•
indrukken, vasthouden en
gelijktijdig
indrukken.
F
Het geheugen voor de teller van de
perceeloppervlakte wordt op "0" gezet.
F
Zodra de wielsensor impulsen levert
springt het display in de werkstand. Op
het display verschijnt de actuele
rijsnelheid [km/u] en de actuele stand
van de rijpadenteller.
I
Voor met zaaien te beginnen de stand
van de rijpadenteller controleren (zie
hiervoor hfdst. 5.2.4.1).
F
Telkens als de markeurs wisselen klint
een claxonsignaal.
AMALOG DB 550 03.01
In bedrijfstellen
5.2.4.2
Rijpadenteller verder schakelen
• Voor het op de juiste wijze aanleggen van rijppaden,
voor begin van de werkzaamheden de stand van de
rijpadenteller met de toets
doorschakelen en
het cijfer kiezen, dat onder het opschrift "START" (zie
hiervoor hfdst. 5.2.3.1.3) is aangegeven, bijv. "4".
Weergave tijdens het doorschakelen van de rijpadenteller bij
stilstaande machine
F
De schakeling van de markeurs is
gekoppeld aan de sensor van de
rijpadenschakeling. Let er op, dat de
gewenste markeurschijf naar beneden
gaat, wanneer de rijpadenteller op het
gewenste cijfer is ingesteld. Eventueel
de markeurbediening een keer verder
schakelen.
Het doorschakelen van de rijpadenteller geschiedt bij
zaaimachines
• met markeurs door de hydraulisch bediende
markeurwisseling. De noodzakelijke impulsen voor
het doorschakelen van de rijpadenteller ontvangt de
AMALOG, bij het wisselen van de markeurs, van de
sensor, die de schakeling aanstuurt.
• zonder markeurs, zodra de wielsensor (sensor op de
aandrijfkast) geen impulsen meer afgeeft, bijv. bij het
heffen van de zaaimachine op de kopakker, echter
ook wanneer op het perceel wordt gestopt (zie ook
hfdst. 5.2.4.3).
Advertenties
Inhoudsopgave
