De motor afzetten
Belangrijk:
Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende onderdelen tot stilstand zijn gekomen
voordat u de bestuurderspositie verlaat.
Bediening van de
tractieaandrijving
VOORZICHTIG
Als de tractieaandrijving niet juist is afgesteld,
kan de machine in de verkeerde richting rijden
en letsel en/of materiële schade veroorzaken.
Controleer aandachtig de tractieaandrijving
en stel deze indien nodig juist af.
Belangrijk:
Als de machine beweegt terwijl de
tractiehendel niet bediend wordt, controleer dan
de tractiekabel; zie
De tractiekabel controleren en
afstellen (bladz. 19)
of breng de machine naar een
erkende servicedealer voor onderhoud.
Belangrijk:
Om de tractieaandrijving te
gebruiken, moet u de machine bedienen met
ingeschakelde zelfaandrijving.
1.
Druk de linker hendel (tractie) in naar de
handgreep om de tractieaandrijving in te
schakelen
(Figuur
Figuur 17
2.
Laat de tractiehendel los om de tractieaandrijving
uit te schakelen.
17).
Figuur 16
De snelheidskeuzehendel
bedienen
De snelheidskeuzehendel heeft 6 voorwaartse
versnellingen en 2 achteruit. Om te schakelen moet u
de tractiehendel loslaten en de snelheidskeuzehendel
in de gewenste stand zetten
inkeping die de hendel borgt in elke stand.
De boor/rotor bedienen
1.
Om de aandrijving van de boor/rotor in te
schakelen, drukt u de rechter hendel (boor/rotor)
tegen de handgreep
g322974
13
(Figuur
18). Er is een
Figuur 18
(Figuur
19).
Figuur 19
g252411
g322971
g322975