Een synchronisatieprofiel
maken
Er bevindt zich een synchronisatieprofiel van de Nokia
PC Suite op uw apparaat. U hoeft dit niet te bewerken
als u uw apparaat synchroniseert met een computer
waarop de Nokia PC Suite wordt gebruikt.
Als u een nieuw profiel wilt maken, selecteert u
Opties
Nw sync.profiel
>
het profiel toe. Selecteer de toepassingen die u met het
profiel wilt synchroniseren en geef de benodigde
verbindingsinstellingen op. Voor informatie neemt u
contact op met uw serviceprovider.
Toepassingen selecteren
voor synchronisatie
1. Als u de toepassingen wilt selecteren die moeten
worden gesynchroniseerd met een
synchronisatieprofiel, selecteert u
Synchr. prof. bijw.
2. Selecteer de gewenste toepassing en selecteer
Tijdens synchronisatie
3. Geef de instellingen voor
Synchronisatietype
Verbindingsinstellingen
voor synchronisatie
128
Als u de verbindingsinstellingen van een nieuw profiel
wilt definiëren, selecteert u
en wijst u een naam voor
Opties
>
> Toepassingen.
> Ja.
Externe database
en
op.
Opties
Nw
>
sync.profiel
Verbindingsinstellingen
>
vervolgens definieert u onderstaande instellingen:
Serverversie
— Selecteer de versie van SyncML die
•
u kunt gebruiken voor de externe server.
Server-ID
— Voer de server-ID van de externe
•
server in. Deze instelling is alleen beschikbaar als u
1.2 selecteert als SyncML-versie.
Gegevensdrager
— Selecteer de gegevensdrager
•
om tijdens het synchroniseren verbinding te maken
met de externe server.
Toegangspunt
— Selecteer het toegangspunt dat
•
u wilt gebruiken voor de synchronisatieverbinding
of maak een nieuw toegangspunt. U kunt ook
aangeven dat u wordt gevraagd welk toegangspunt
u wilt gebruiken telkens wanneer u begint met
synchroniseren.
Hostadres
— Voer het webadres in van de server
•
waarop zich de database bevindt waarmee u uw
apparaat wilt synchroniseren.
Poort
— Voer het poortnummer van de externe
•
databaseserver in.
Gebruikersnaam
— Voer de naam in waarmee uw
•
apparaat door de server wordt herkend.
Wachtwoord
— Voer het wachtwoord in waarmee
•
uw apparaat door de server wordt herkend.
Sync.verz. toestaan
— Als u wilt zorgen dat
•
synchronisatie kan worden gestart van de externe
databaseserver, selecteert u Ja.
Sync.verz. accept.
— Als u wilt zorgen dat uw
•
apparaat om bevestiging vraagt alvorens de
synchronisatie van de server te bevestigen,
selecteert u Nee.
Netwerkverificatie
— Als u uw apparaat
•
voorafgaand aan de synchronisatie voor het
en