1.2 Bedrading
Bij het ontwerp van de klepstandsteller is alles in het werk gesteld om de veiligheid van de gebruiker te
waarborgen, maar de volgende voorzorgsmaatregelen moeten in acht worden genomen:
i)
Zorg voor een correcte installatie. De veiligheid kan in gevaar komen als de installatie van het product
niet wordt uitgevoerd zoals aangegeven in deze handleiding.
ii)
De bedrading moet worden uitgevoerd in overeenstemming met IEC 60364 of gelijkwaardig.
iii) Zekeringen mogen niet in de aardleiding worden geïnstalleerd. De integriteit van het aardingssysteem
van de installatie mag niet in gevaar worden gebracht door het loskoppelen of verwijderen van andere
apparatuur.
1.3 Beoogd gebruik
Controleer aan de hand van de installatie- en onderhoudsinstructies, de productmarkeringen en het
technische informatieblad of het product geschikt is voor het beoogde gebruik/de beoogde toepassing.
1.4 Toegang
Zorg voor een veilige toegang en indien nodig een veilig werkplatform (voldoende afgeschermd) alvorens
te proberen aan het product te werken. Zorg indien nodig voor geschikte hijsmiddelen.
1.5 Verlichting
Zorg voor voldoende verlichting, vooral wanneer gedetailleerde of ingewikkelde werkzaamheden vereist zijn.
1.6 Gevaarlijke vloeistoffen of gassen in de pijpleiding
Overweeg wat er in de pijpleiding zit of wat er op een eerder tijdstip in de pijpleiding gezeten kan hebben.
Denk aan: ontvlambare materialen, stoffen die gevaarlijk zijn voor de gezondheid, extreme temperaturen.
1.7 Gevaarlijke omgeving rond het product
Denk aan: explosiegevaarlijke zones, zuurstofgebrek (bv. tanks, kuilen), gevaarlijke gassen, extreme
temperaturen, hete oppervlakken, brandgevaar (bv. tijdens het lassen), overmatig lawaai, bewegende
machines. De klepstandsteller is geschikt voor installatie in Zone 1 of Zone 2 (Gas). De klepstandsteller
mag niet in zone 0 worden gebruikt.
1.8 Het systeem
Ga na wat het effect van de voorgestelde werkzaamheden op het gehele systeem is. Zal een voorgestelde
actie (bv. sluiten van afsluiters, elektrische isolatie) een ander deel van het systeem of personeel in gevaar
brengen?
Gevaren kunnen bestaan in het isoleren van ontluchters of beschermingsinrichtingen of het ondoeltreffend
maken van bedieningselementen of alarmen. Zorg ervoor dat de afsluiters geleidelijk worden geopend en
gesloten om schokken in het systeem te voorkomen.
1.9 Druksystemen
Zorg ervoor dat alle druk wordt geïsoleerd en veilig wordt afgevoerd naar atmosferische druk. Overweeg
dubbele isolatie (dubbele blokkering en ontluchting) en het vergrendelen of etiketteren van gesloten kleppen.
Ga er niet van uit dat het systeem drukloos is, zelfs niet wanneer de manometer nul aangeeft.
1.10 Temperatuur
Laat de temperatuur na het isoleren even normaliseren om het gevaar van brandwonden te voorkomen.
IM-P706-03-NL CTLS-UKn-04
SP7-20, SP7-21 en SP7-22 Intelligente klepstandsteller
5