Accessoires/installatieprocedure
Accessoires
1
2
..........1
..........2
3
..........1
3 m
Installatieprocedure
1
Voorkom kortsluiting door de sleutel uit het contact
te halen en de - minpool van de batterij los te
koppelen.
2
Zorg voor de juiste verbindingen van invoer- en
uitvoerkabels op elk toestel.
3
Verbind de kabel met de bedradingsbundel.
4
Neem stekker B van de bedradingsbundel en verbind
hem met de luidsprekeraansluiting in het voertuig.
5
Neem stekker A van de bedradingsbundel en verbind
hem met de externe spanningsaansluiting van het
voertuig.
6
Neem de bedradingsbundel en verbind deze met het
toestel.
7
Installeer het toestel in het voertuig.
8
Sluit de - minpool van de batterij weer aan.
9
Druk op de reset-knop.
¤
• De bevestiging en bedrading van dit product vereist
vakbekwaamheid en ervaring. Laat de bevestiging en
bedrading om veiligheidsredenen door vaklui uitvoeren.
• Zorg dat het toestel op een negatieve gelijkstroomvoeding
van 12-volt is geaard.
• Installeer het toestel niet op plaatsen die aan direct zonlicht,
hitte of extreme vochtigheid blootstaan. Vermijd ook
plaatsen waar het zeer stoffig is of waar gevaar bestaat voor
waterspatten.
• Gebruik niet uw eigen schroeven. Gebruik uitsluitend de
bij het toestel geleverde schroeven. Als u de verkeerde
schroeven gebruikt, kan het toestel beschadigd raken.
• Als de voeding niet is ingeschakeld ("Protect" wordt
weergegeven), dan is het mogelijk dat de luidsprekerkabel
kortgesloten is of het chassis van het voertuig raakt
waardoor de beveiligingsfunctie is geactiveerd. Daarom
moet u de luidsprekerkabel controleren.
• Controleer of alle verbindingen juist zijn en de stekkers
goed in de aansluitingen zijn vergrendeld.
• Als het contact van uw voertuig geen ACC-stand heeft of
de ontstekingskabel (contactkabel) met een spanningsbron
is verbonden waar constant spanning op staat, zoals
71
|
KDC-BT92SD
bijvoorbeeld een accukabel, zal de spanning van het
toestel niet gekoppeld zijn aan het contact (met andere
woorden,de spanning van het toestel wordt niet gelijk met
het contact in- en uitgeschakeld). Als u de spanning van
het toestel wilt koppelen aan het contact van het voertuig,
moet u de ontstekingskabel met een spanningsbron
verbinden die gelijk met het contact van het voertuig wordt
in- en uitgeschakeld.
• Gebruik een in de handel verkrijgbare conversieconnector
als de connector niet in de voertuigconnector past.
• Isoleer niet-aangesloten kabels met isolatieband of ander
geschikt materiaal. Om kortsluiting te voorkomen, mag u de
kapjes op de uiteinden van de niet-aangesloten kabels of
aansluitingen niet verwijderen.
• Als de console een deksel heeft, moet u er bij de installatie
van het toestel op letten dat het voorpaneel bij het openen
en sluiten het deksel niet raakt.
• Als de zekering is doorgebrand, controleert u eerst of de
kabels elkaar niet raken en zo een kortsluiting veroorzaken
en vervangt u vervolgens de oude zekering door een
nieuwe met dezelfde stroomsterkte.
• Sluit de luidsprekerkabels op de juiste manier op de
overeenkomende aansluitingen aan. Het toestel kan
beschadigd raken of niet langer werken als u de - draden
deelt of deze aardt met een metalen onderdeel van het
voertuig.
• Controleer na het installeren van het toestel of de
remlichten, richtingaanwijzers, ruitenwissers enz. van het
voertuig juist functioneren.
• Installeer het toestel onder een maximale hoek van 30˚.
• De ontvangst wordt mogelijk slechter wanneer zich
metalen voorwerpen bevinden in de buurt van de
Bluetooth-antenne.
Bluetooth-antenne
Voor een goede ontvangst
Houd voor een goede ontvangst rekening met het
volgende:
• Communiceer met de mobiele telefoon terwijl deze
zich op een afstand van maximaal 10 m bevindt. Het
communicatiebereik kan korter worden, afhankelijk van
de omgevingssituatie. Het communicatiebereik wordt
tevens korter als er zich een obstakel tussen dit toestel
en de mobiele telefoon bevindt. Het bovengenoemde
maximale communicatiebereik (10 m) is niet altijd
verzekerd.
• Een zendstation of walkietalkie in de buurt kan de
communicatie verstoren ten gevolge van een te
krachtig signaal.
Kabels op aansluitingen aansluiten
Verwijder de dop niet
⁄
Naar USB-apparaat
wanneer u de USB-kabel
niet gebruikt. Er treedt
USB-aansluiting (0,8 m)
een storing op in het
toestel als de aansluiting
in contact komt met een
metalen onderdeel van
het voertuig.
Microfooningang
Microfoon
(Accessoire 3)
Zekering (10A)
Bedradingsbundel
(Accessoire 1)
Lichtblauw/geel (draad
stuurafstandsbediening)
REMOTE CONT
STEERING WHEEL
REMOTE INPUT
Bruin (kabel van
dempingsregeling)
Zorg dat de kabel niet uit het lipje
komt wanneer u geen verbindingen
hebt gemaakt.
Blauw/wit (geschakelde
voeding/antennemotor)
P.CONT
ANT.CONT
Geel (accukabel)
Rood (ontstekingskabel)
Zie volgende pagina
⁄
Rood (pen A–7)
Geel (pen A–4)
Aansluiting A
8
6
4
2
7
5
3
1
8
6
4
2
Aansluiting B
7
5
3
1
Achteruitgang
R
L
Vooruitgang
Subwooferuitgang
Antennekabel
FM/AM-antenne-ingang (JASO)
R
L
AUX-ingang (Stereo)
Gebruik een ministekker van het
stereotype zonder weerstand.
Om de stuurwielfunctie op de afstandsbediening
te kunnen gebruiken moet u een exclusieve
externe adapter (niet meegeleverd) die met uw
voertuig overeenkomt, aanschaffen.
Raadpleeg de navigatiehandleiding als u een
MUTE
Kenwood-navigatiesysteem wilt aansluiten.
Verbinden met een optionele vermogensversterker
of met een gemotoriseerde antenne in de auto.
(Max. 300 mA, 12 V)
Nederlands
72
|