Webcam
OPMERKING:
beschikbaar zijn. Mogelijk zijn niet alle voorzieningen op uw computer beschikbaar.
De computer heeft een geïntegreerde webcam, die zich boven aan het beeldscherm bevindt. Met de
vooraf geïnstalleerde software kunt u met behulp van de webcam foto's maken en video en audio
opnemen. U kunt een voorbeeld van de foto of de video- of audio-opname weergeven en deze opslaan
op de vaste schijf.
Als u de webcam en de HP Webcam-software wilt gebruiken, selecteert u Start >
Alle programma's > HP > HP Webcam.
Met de webcamsoftware kunt u experimenteren met de volgende voorzieningen:
●
Video opnemen.
●
Audio opnemen en afspelen.
●
Video streamen met software voor expresberichten.
●
Foto's maken.
●
De HP Business Card Reader gebruiken om visitekaartjes om te zetten in een bruikbare database
met contactgegevens.
Bij het gebruik van de webcam krijgt u de beste resultaten als u zich aan de volgende richtlijnen houdt:
●
Controleer of u de laatste versie van een expresberichtenprogramma hebt, voordat u een
videogesprek begint.
●
Het is mogelijk dat de webcam niet goed werkt over sommige firewalls in netwerken.
OPMERKING:
multimediabestanden naar iemand in een ander lokaal netwerk of buiten uw netwerkfirewall,
schakelt u de firewall tijdelijk uit. Voer de gewenste acties uit en schakel de firewall vervolgens
weer in. Als u het probleem permanent wilt oplossen, configureert u de firewall waar nodig opnieuw
en past u het beleid en de instellingen van andere inbraakdetectiesystemen aan. Neem voor meer
informatie contact op met uw netwerkbeheerder of IT-afdeling.
●
Plaats felle lichtbronnen waar mogelijk achter de webcam en buiten het beeldgebied.
Eigenschappen webcam aanpassen
U kunt de volgende eigenschappen van de webcam aanpassen:
●
Brightness (Helderheid): Hiermee stelt u de hoeveelheid licht in het beeld in. Een hogere instelling
voor helderheid zorgt voor een lichter beeld. Een lagere instelling voor helderheid zorgt voor een
donkerder beeld.
●
Contrast: Hiermee stelt u het verschil tussen lichtere en donkerdere delen van het beeld in. Een
hogere instelling voor contrast zorgt voor een scherper beeld. Een lagere instelling voor contrast
behoudt het oorspronkelijke dynamische bereik, maar zorgt voor een vlakker beeld.
●
Hue (Kleurtint): Hiermee stelt u het kleuraspect in dat de kleur onderscheidt van andere kleuren
(waardoor een kleur bijvoorbeeld als rood, groen of blauw wordt waargenomen). Tint is niet
hetzelfde als verzadiging. Verzadiging is de intensiteit van de tint.
●
Saturation (Verzadiging): Hiermee stelt u de kracht van een kleur in het uiteindelijke beeld in. Een
hogere instelling voor verzadiging zorgt voor een meer uitgesproken beeld. Een lagere instelling
voor verzadiging zorgt voor een subtieler beeld.
48
Hoofdstuk 4 Multimedia
In dit gedeelte worden de voorzieningen beschreven die op de meeste modellen
Als u problemen ondervindt bij het weergeven of verzenden van