11.5
Kalibreren van de
camerakop
Afb. 46: Kalibreren met kalibreers-
jabloon
Afb. 47: Knop "Afstandsmeting" in
het instellingenmenu
Omdat de verschillende camerakoppen alsook de
glazen en kunststof koepels afwijkende optische
eigenschappen hebben, is het voor een optimale
afstandsmeting noodzakelijk om de camerakop na
het wisselen te kalibreren. De camera slaat deze
kalibratie op tot de gebruiker ze terugzet of over-
schrijft.
Voor de kalibratie dient u een referentiewaarde zo
nauwkeurig mogelijk te meten. Voor de kalibratie-
meting is een afstand van ca. 10 cm tussen came-
ralens en object ideaal. Het object moet in het mid-
den van de cameradisplay te zien zijn. De meetpun-
ten mogen niet aan de displayrand liggen.
WENK!
Kalibratie is eenvoudig uit te voeren met behulp
van de kalibratiesjabloon. Deze bevindt zich in het
interne geheugen van de camera. Zodra een USB-
stick in de monitor wordt gestoken, wordt de ka-
libratiesjabloon automatisch gekopieerd naar de
USB-stick..
•
Print het sjabloon op een wit DIN A4-blad.
Vouw het papier aan de vouwlijn 90° naar
•
boven.
Leg de camerakop op de gemarkeerde plek en
•
zorg ervoor dat de zwarte kalibreerbalk in het
midden van het beeld ligt.
Om de camerakop te kalibreren gaat u als volgt te
werk:
Tik op de iconen Systeemmenu
•
lingenmenu
De stappen voor het kalibreren worden nu in de
display aangetoond.
Afstandsmeting
> Afstandsmeting
NL
> Instel-
41