EEN AANGEPASTE OEFENING CREËREN
1. Plaats de sleutel in het bedieningspaneel.
Zie HET APPARAAT AAN TE ZETTEN op pagina
16.
2. Selecteer een aangepaste oefening.
Voor het selecteren van een aangepaste oefening
drukt u herhaaldelijk op de toets Aangepast [CUS-
TOM]. Als u een aangepaste oefening heeft gese-
lecteerd, zal het oefeningnummer en drie kolom-
men met indicatoren op het scherm verschijnen.
Opmerking: Als meer
dan twee rijen met in-
dicatoren langs de ma-
trix lopen, kijk dan bij
EEN AANGEPASTE
OEFENING GE-
BRUIKEN op pagina
20.
3. Start de loopband en programmeer de gewen-
ste snelheid en hellingsinstellingen.
Druk op de toets START. Kort nadat u op de toets
heeft gedrukt, begint de loopband te bewegen.
Houd de handleuningen vast en begin met wande-
len.
Elke aangepaste oefening is verdeeld in verschil-
lende 1-minuut segmenten. Er kan één hellingin-
stelling en één snelheidsinstelling worden gepro-
grammeerd voor elk segment. Om snelheids- en
hellinginstellingen voor het eerste segment te pro-
grammeren, dient u eenvoudigweg de helling en
de snelheid van de loopband naar wens in te
stellen door te drukken op de snelheid [SPEED]-
en hellingtoetsen [INCLINE].
Als het eerste gedeelte van de oefening is
beëindigd, zal een reeks geluidjes te horen zijn en
de huidige snelheids- en hellingsinstellingen wor-
den opgeslagen in het geheugen. Programmeer
een snelheids- en hellingsinstelling voor het
tweede gedeelte op dezelfde manier.
Blijf de snelheids- en hellingsinstellingen program-
meren voor zoveel segmenten als u wilt;
angepaste oefeningen kunnen tot 40 segmenten
hebben. Als u klaar bent met de oefening drukt u
twee keer op de Stopknop [STOP]. De snelheids
en hellinginstellingen die u heeft geprogrammeerd
en de oefeningtijd kunnen dan worden opgeslagen
in het geheugen.
4. Volg uw voortgang op het display.
Zie stap 5 op pagina 17.
5. Meet uw hartslag als u dat wilt.
Zie stap 6 op pagina 17.
6. Zet de ventilator indien gewenst aan.
Zie stap 7 op pagina 17.
7. Als u klaar bent met de oefening dient u de
sleutel uit het bedieningspaneel te halen.
Zie stap 8 op pagina 17.
19