Inhoudsopgave
Advertenties
2. Veiligheid
Maximale oppervlaktetemperatuur
De oppervlaktetemperatuur van de instrumenten hangt hoofdzakelijk af
van de meetstoftemperatuur van de toepassing. Het instrument zelf heeft
NL
geen warmtebronnen. Voor het bepalen van de maximale oppervlakte-
temperatuur, naast de temperatuur van de meetstof, moet ook rekening
worden gehouden met andere invloeden zoals de omgevingstempe-
ratuur en, indien van toepassing, de zonnestraling. Voor preventie de
maximale meetstoftemperatuur betrachten als maximale oppervlak-
tetemperatuur, indien de echte oppervlaktetemperatuur in geval van
verwachte storingen niet kan worden bepaald.
Potentieel explosieve gasatmosfeer
Vereiste tem-
peratuurklasse
(ontstekings-
temperatuur
van gas of
damp)
T6 (T > 85 °C)
T5 (T > 100 °C)
T4 (T > 135 °C)
T3 (T > 200 °C)
T2 (T > 300 °C)
T1 (T > 450 °C)
Stofatmosfeer met explosiegevaar
Voor stof moet de procedure voor de bepaling van de ontstekingstempe-
ratuur volgens ISO/IEC 80079-20-2 worden toegepast. De ontstekings-
temperatuur wordt gescheiden vastgesteld voor stofwolken en stoflagen.
Voor stoflagen is de ontstekingstemperatuur afhankelijk van de dikte van
de stoflaag volgens EN/IEC 60079-14.
12
Maximaal toegestane oppervlaktetemperatuur
van het instrument (bij de eindtoepassing)
Modellen 232,
262, PG23CP,
PG28 (ongevulde
instrumenten)
+65 °C
+80 °C
+105 °C
+160 °C
+200 °C
+200 °C
WIKA gebruikshandleiding manometer, type 2 volgens ATEX
Modellen 233, 263,
PG23LT, PG23CP,
PG28 (gevulde
instrumenten)
+65 °C
+80 °C
+100 °C
+100 °C
+100 °C
+100 °C
Advertenties
Inhoudsopgave
