•
De tweede bedieningsplaats bevindt zich op de grond en beschikt over een afstandsbe-
diening die aangesloten is ter hoogte van het torentje. Vanuit deze positie is het door-
gaans mogelijk de rupsbanden te besturen.
Tijdens de bedieningsfasen van de rupsbanden moet de operator zich op min-
stens 1 meter afstand van de machine bevinden.
Het is alleen toegestaan de verlengbare structuur vanuit deze bedieningsplaats te contro-
leren voor het uitvoeren van onderhoud op de machine. De stabilisatie van de machine
moet altijd bestuurd worden vanuit de bedieningsplaats in de cabine. Indien de padde-
stoelvormige noodstopknop in de cabine niet aangesloten is op de houder van de
afstandsbediening, zal ook vanuit deze bedieningsplaats de verlengbare structuur niet
bestuurd kunnen worden.
Als de afstandsbediening is vast gemaakt aan de grond positie maar geplaats is in de
cabine, zal het gebruik van de uitschuifbare arm niet mogelijk zijn en alleen het veplaat-
sen van de machine zal mogelijk zijn (de indicator voor gebruik mogelijkheid van het
hefgedeelte zal niet oplichten).
•
De bedieningsplaats voor noodgevallen bevindt zich in de nabijheid van de verdeler voor de
besturing van het hefgedeelte en van de handpomp. Deze bedieningorganen zijn ontworpen
om de verlengbare structuur van de machine te besturen in geval van nood, door hulpverle-
nend personeel op de grond, dat hoe dan ook de werking van de machine en van de beveiligin-
gen moet kennen.
2.4.3 B
EDIENINGSPLAATS VOOR NOODGEVALLEN
- U
ITSCHUIFSYSTEEM
1B
2B
1A
2A
GEMECHANISEERDE HOOGWERKER LIGHTLIFT
3B
3A
HINOWA
5B
4B
5A
4A
31
6B
6A