52.
OpenTherm
®
kamerthermostaat, of normale thermostaat op een onjuiste klem aangesloten.
53.
Stappenprogramma in het installateursmenu niet juist geprogrammeerd of te lange stappen.
54.
Klokprogramma van de klokthermostaat dient 's morgens eerder te starten.
55.
Aanvoer- en retourleiding op het toestel verwisseld.
56.
Kabel of stekker naar driewegklep niet correct aangesloten.
57.
Sensor (warm water) is niet juist geplaatst, of is defect.
58.
De doorstroom instelkraan, in de koudwaterleiding dient ingesteld te worden.
59.
Spiraal wisselaar tapwater dient ontkalkt te worden.
60.
Kabelboom stekkers op de printplaat niet juist gemonteerd, geen code key gemonteerd.
61.
Gasblok defect.
62.
Na programmeren m.b.v. computer, bevestiging van nieuwe instellingen.
63.
Er zijn onjuiste parameters, of een waarde buiten het bereik van het programma, geprogrammeerd.
64.
De branderautomaat voert frequent een controle uit op de voedingsspanning.
65.
Gasklep is niet juist ingesteld bij maximale belasting.
66.
Installateursprogramma programmanummer 'J1 of J2' is onjuist ingesteld.
67.
Storing aan ventilatie-ketel-koppeling (VKK).
68.
Waterhoeveelheidskraan tapwater in ketel onjuist ingesteld.
Tabel 12 - Storingsoorzaak.
7.2
oplossingen tabel
In tabel 13 staan de oplossingen voor diverse storingen.
De nummers corresponderen met de nummers in tabel 10.
1.
Controleer kabel of vervang de kabel, controleer de aansluiting op de klemmenstrook.
2.
Vervang kamerthermostaat of vervang kabel. Is de juiste thermostaat geplaatst?
3.
Vervang sensor of spoor fout in kabel op.
4.
Probeer de pomp-as los te maken of vervang het aandrijfgedeelte van de pomp.
5.
Water bijvullen en spoor lek op, controleer ook het expansievat op interne lek.
6.
Te veel water bijgevuld of controleer druk expansievat of vervang expansievat.
7.
Plaats stekker: stekkergedeelte met de kabels komt aan de ventilatorzijde.
8.
Schoepen van de ventilator schoonmaken.
9.
Ventilator vervangen.
10.
Gaskraan openen.
11.
Leiding en gasmeter controleren, eventueel weerstandsberekening maken.
12.
Gasleiding wijzigen.
13.
Monteer code key, controleer code key op goede aansluiting
14.
Zekering vervangen, controle op alle 230 V aansluitingen: pomp, driewegklep, ventilator, printaansluiting.
15.
Reset branderautomaat door op info te drukken.
16.
Zie paragraaf 6.8.1 (pag. 23).
17.
Controleer met behulp van aansluitschema de bekabeling, controleer de aansluiting op de gasklep, let op vocht.
18.
Controleer kabel op kortsluiting, oververhitting dicht bij of gekneld tussen staalplaat. Controleer de bougiedop
op scheuren, vervang de dop.
19.
Vervang de branderautomaat.
20.
Vocht insluiting, let op de kabelschoenen die op juiste wijze in de stekker dienen te schuiven, controleer de stand van
de kabelschoen, eventueel richten, voordat de stekker wordt opgeschoven.
21.
Controleer of de stekker(s) juist in elkaar passen, met de juiste aandrukkracht.
22.
Open de spoelleiding (linkerzijde van het toestel), door de vuilvanger te demonteren. Houd een bakje of emmer
hieronder om de uitlopende hoeveelheid water op te kunnen vangen. Met een pen in deze leiding prikken, zowel naar
linksboven als naar rechtsboven. Neem desnoods de branderunit uit het toestel en giet water in de warmtewisselaar
om de sifon door te spoelen.
28