aangeeft. Hierdoor worden de gewijzigde para-
meters automatisch opgeslagen. Indien dit niet
gewenst is, wordt dit servicemenu na 1 minuut
wachten automatisch verlaten, zonder dat de
gewijzigde instellingen worden opgeslagen.
3. Afstellen gasklep (servicestand):
Door gelijktijdig de '–' en '+' (3 seconden) indruk-
ken kan de gasklep gedurende 20 minuten worden
afgesteld, (hierbij wordt een 'H' of 'L' getoond in het
display). Door hierna de '+' of '–' toets in te drukken,
kunnen de hoog- en laagstand toerentallen
opgeroepen worden. Het display geeft het toerental
aan in honderdtallen (bijvoorbeeld 6.2 betekent
6200 omw./min.) afwisselend met de 'H' voor de laag-
stand is dit 'L' en 1.5 (1500 omw./min.). Gelijktijdig
indrukken van '+' en '–' toets, heft de gasklep afstel-
positie op en het toestel functioneert automatisch.
6.3
Sensoren
De volgende temperatuursensoren zijn toegepast:
10K NTC: aanvoersensor (nr: 36 pagina 36)
koudwatersensor (nr: 30 pagina 35)
warmwatersensor/warmhoud (nr: 31 pagina 35)
12K NTC: buitentemperatuursensor (indien gemonteerd)
Temperatuur Weerstand Temperatuur Weerstand
[°C]
sensor
10K NTC
[Ohm]
0
32550
5
25340
10
19870
15
15700
20
12490
25
10000
30
8059
35
6535
40
5330
45
4372
50
3605
55
2989
60
2490
65
2084
70
1753
75
1481
80
1256
85
1070
90
915
95
786
Tabel 6 - Weerstandstabel sensoren.
[°C]
sensor
12K NTC
(buitenvoeler)
[Ohm]
–30
171800
–25
129800
–20
98930
–15
76020
–10
58880
–5
45950
0
36130
5
28600
10
22800
15
18300
20
14770
25
12000
30
9804
35
8054
40
6652
45
5522
Maximaalthermostaat:
Het toestel bezit daarnaast nog een maximaalthermo-
staat. Deze is geplaatst boven op de verdeelbuis, aan
de rechterzijde van de roestvaststalen wisselaar
(nr: 11-1 pagina 35).
6.4
Installateursprogramma
Indien de installateurscode ingetoetst wordt (nadat '–' en
'info' gedurende 3 seconden zijn ingedrukt), kunnen de
parameters ingesteld of gewijzigd worden (wijzigen met
de '+' en '–' toetsen) volgens tabel 7 (pagina 21).
Na wijziging van parameters, kan dit programma worden
verlaten door de 'info' toets (3 seconden) in te drukken.
De aangepaste instellingen worden dan automatisch
opgeslagen.
6.5
Verklaring bij de instelmogelijkheden voor de
installateur:
6.5.1 Programma nummer J1:
maximale aanvoertemperatuur cv-bedrijf
Hiermee wordt de maximale aanvoertemperatuur van de
cv-ketel tijdens cv-bedrijf vastgelegd. Instellingen tussen
de 10 °C en 90 °C zijn mogelijk.
6.5.2 Programma nummer J2: maximaal cv-vermogen
(toerental ventilator tijdens cv-bedrijf)
Hiermee kan het maximale cv-vermogen (40/30 °C)
volgens de typeplaat, verlaagd of verhoogd worden,
volgens bijgaande tabel:
HR24
HR30
CW4
CW5
kW
kW
99%
24
30
95%
23
28
90%
22
27
85%
20
25
80%
19
24
75%
18
22
70%
17
21
65%
16
19
60%
14
18
55%
13
16
50%
12
15
45%
11
13
40%
10
12
35%
8
10
30%
7
9
Tabel 8 - Cv-vermogen.
20
HR36
HR42
HR24
CW5
CW6
CW4
VKK
kW
kW
kW
36
42,0
24
34
40
23
32
38
22
31
36
20
29
34
19
27
31
18
25
29
17
23
27
16
22
25
14
20
23
13
18
21
12
16
19
11
14
17
10
13
15
8
11
13
7
HR30
CW5
VKK
kW
30
28
27
25
24
22
21
19
18
16
15
13
12
10
9