regeling van de ketel overnemen. Het vermogen van
de ketel wordt aangepast aan de warmte behoefte:
de ketel zal optimaal moduleren en de ruimte tempe-
ratuur wordt uiterst constant gehouden.
6.5.7 Programma nummer J7: warmwatertemperatuur
Met deze parameter kan de warmwatertemperatuur van
het tapwater tussen de 57 – 67 °C worden ingesteld.
6.5.8 Programma nummer J8:
maximaal warmwater vermogen
Deze parameter geeft de mogelijkheid om het vermogen
tijdens tappen van warmwater in te stellen.
HR24
HR30
HR36
CW4
CW5
CW5
kW
kW
99%
29
36
95%
27
34
90%
25
32
85%
24
31
80%
22
29
75%
21
27
70%
20
25
65%
18
23
60%
17
22
55%
15
20
50%
14
18
45%
13
16
40%
11
14
35%
10
13
30%
8
11
Tabel 8a - Cv-vermogen.
Een openTherm
®
klokthermostaat met een
ingebouwde buitentemperatuurregeling en de
buitentemperatuurvoeler.**
- OpenTherm
®
thermostaat aansluiten op klem 1 en 2
van de klemmenstrook in de ketel.
- Buitenvoeler aansluiten op klem 5 en 6 van de
klemmenstrook in de ketel.
- Behoudens het mogelijk anders instellen van de
door de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde
stooklijn, behoeven er geen parameters gewijzigd
te worden.
** Het goed functioneren van deze installatie hangt af
van de OpenTherm
®
een stooklijnregeling ondersteunt, dan wordt de
buitentemperatuur in de regeling van de thermo-
staat verwerkt en ingesteld.
HR42
HR24
HR30
CW6
CW4
CW5
VKK
VKK
kW
kW
kW
42
52
29
40
49
27
38
47
25
36
44
24
34
42
22
31
39
21
29
36
20
27
34
18
25
31
17
23
29
15
21
26
14
19
23
13
17
21
11
15
18
10
13
16
8
kamerthermostaat. Als deze
2. Een aan/uit kamer- of klokthermostaat op de ketel
aansluiten
- Kamerthermostaat aansluiten op klem 3 en 4 van
de klemmenstrook in de ketel.
- Behoudens het mogelijk anders instellen van de
door de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde
waarden, behoeven er geen parameters gewijzigd
te worden.
3. Een openTherm
aansluiten
- OpenTherm
van de klemmenstrook in de ketel.
- Behoudens het mogelijk anders instellen, van de
door de fabrikant reeds voorgeprogrammeerde
waarden, behoeven er geen parameters gewijzigd
te worden.
kW
36
6.6
Ketel en installatie vullen en ontluchten
34
Vul de cv-ketel en de verwarmingsinstallatie door mid-
32
del van de in de installatie geplaatste vul- en aftapkraan.
31
De juiste vuldruk dient te liggen tussen 1 en 2 bar.
29
Om corrosie van de cv-installatie te voorkomen, dient op
27
de volgende aspecten gelet te worden:
25
23
a. Het vulwater: gebruik geen toevoegingen aan het
22
cv-water. De pH-waarde moet neutraal te zijn +/–7
20
(indien dit niet het geval is, dient u contact met de
18
leverancier op te nemen). Toevoegingen aan het
16
cv-water zijn alleen toegestaan na schriftelijke goed-
14
keuring van Itho bv.
13
11
b. Grondig spoelen van de cv-installatie.
c. Indien kunststof leidingen worden toegepast, dienen
deze zuurstof diffusiedicht te zijn volgens
DIN 4726/4729. Indien dit niet het geval is, dient
een scheiding tussen het ketelcircuit en het circuit
met de kunststof leidingen aangebracht te worden.
d. Controleer op lekken in het circuit.
Voor de eerste inbedrijfstelling, dient na het vullen van
de installatie en de ketel de warmtewisselaar éénmalig
ontlucht te worden. Hiertoe dient de ontluchting aan
de linkerbovenzijde een gehele slag geopend te wor-
den. Zodra water uit het ontluchtingskraantje komt,
het kraantje sluiten. De wandketel is voorzien van een
automatische ontluchter aan de bovenzijde van de
circulatiepomp.
De hydroscopische ontluchter is tevens een anti-lek
beveiliging. Haal wanneer de installatie met veel water
22
®
(klok)thermostaat op de ketel
®
thermostaat aansluiten op klem 1 en 2