5.2
Warmtepomp op de binnenunit aansluiten
1
2
1
Aansluiting G 1 1/4",
CV-aanvoerleiding van
de warmtepomp
1.
Blaas of spoel de aanvoerleidingen voor de installatie
grondig uit.
2.
Sluit de warmtepomp op het product aan.
5.3
Afgiftecircuitaansluitingen installeren
1
▶
Installeer de aanvoer (2) en de retour (1) van het afgifte-
circuit volgens de normen.
Aansluitingssymbolen (→ Hoofdstuk 3.6)
5.4
Koud- en warmwateraansluiting installeren
▶
Installeer de koudwateraansluiting (2) en de warmwater-
aansluiting (1) volgens de normen.
28
2
Aansluiting G 1 1/4",
CV-retourleiding naar
de warmtepomp
2
1
2
5.5
Drinkwaterleidingen monteren
Voor de aansluiting van de drinkwaterleidingen op de warm-
waterboiler worden verschillende leidingsets als toebehoren
voor de installatie voor opbouw of inbouw aangeboden.
Voor het ter plekke te installeren buizennetwerk zijn de vol-
gende componenten nodig:
–
Warmwater-thermostaatmenger
–
Eventueel warmwaterexpansievat
–
evt. drukregelaar in de koudwaterleiding
–
evt. zwaartekrachtrem in het CV-circuit
–
Onderhoudskranen
–
Eventueel circulatiepomp voor legionellabescherming
De warmwater-thermostaatmenger zorgt ervoor, dat het hete
water uit de boiler met koud water tot een gewenste maxi-
male temperatuur tussen 30 en 70 °C gemengd wordt. Als
bij de ingebruikneming van de CV-installatie de warmwater-
thermostaatmenger op de gewenste maximale temperatuur
ingesteld wordt, dan wordt deze maximale temperatuur aan-
gehouden op de warmwateraftappunten.
▶
Neem bij de montage van de aansluitleidingen de monta-
gehandleiding in acht, die bij het betreffende toebehoren
zit.
▶
Om een werkzame verbrandingsbescherming te waar-
borgen, moet de thermostaatmenger op < 60 °C inge-
steld worden en moet de temperatuur op een warmwater-
aftappunt gecontroleerd worden.
5.6
Afvoerbuis aan het overstortventiel
monteren
1.
Monteer de afvoerbuis met een continu neerwaarts
afschot in een vorstvrije omgeving.
2.
Zorg ervoor dat de grootte van de afvoerbuis overeen-
komt met de grootte van het voor het model goedge-
keurde overstortventiel.
3.
Zorg ervoor dat de afvoerbuis maximaal twee bochten
heeft en maximaal 2 m lang is.
4.
Zorg ervoor dat het buiseinde zichtbaar is.
5.
Laat de afvoerbuis zo eindigen, dat bij het lekken van
water of damp geen personen verwond en geen kabels
en geen elektrische onderdelen beschadigd kunnen
worden.
6.
Open het overstortventiel regelmatig om kalkafzetting
te verwijderen en controleer of de inrichting niet ge-
blokkeerd is.
5.7
Condensafvoer aansluiten
Voorwaarde: Koelbedrijf geactiveerd
▶
Isoleer alle leidingen van het afgiftecircuit binnenshuis.
▶
Wanneer het product in een vochtige ruimte wordt opge-
steld, dan moet u een condensafvoer aansluiten.
▶
Boor een gat in de trechter (1) aan de condensbak.
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020291517_02
1