Voorwaarde: Waterhardheid: > 3,57 mol/m³
–
Warmwatertemperatuur: ≤ 50 ℃
9
Overdracht aan de gebruiker
▶
Nadat u de installatie heeft beëindigd, plakt u de bijge-
voegde sticker (in de taal van de gebruiker) op de pro-
ductmantel.
▶
Geef aan de gebruiker uitleg over positie en werking van
de veiligheidsinrichtingen.
▶
Instrueer de gebruiker over de bediening van het product.
▶
Wijs de gebruiker vooral op de veiligheidsvoorschriften
die hij in acht moet nemen.
▶
Informeer de gebruiker erover dat het product volgens de
opgegeven intervallen dient te worden onderhouden.
▶
Informeer de gebruiker over de getroffen maatregelen
voor de plaatsing van verbrandingsluchttoevoer en ver-
brandingsgasafvoer.
10 Verhelpen van storingen
10.1
Fouten verhelpen
▶
Als er foutcodes (F.XX) aanwezig zijn, raadpleeg dan de
tabel in de bijlage of gebruik het/de testprogramma('s).
Overzicht foutcodes (→ Pagina 39)
Testprogramma's – overzicht (→ Pagina 34)
Als er meerdere storingen tegelijk optreden, worden de fout-
codes afwisselend op het display weergegeven.
▶
Houd de toets
langer dan 3 seconden ingedrukt.
▶
Als u de foutcode niet kunt verhelpen en deze ook na
ontstoringspogingen opnieuw optreedt, neem dan contact
op met de klantenservice.
10.2
Foutgeheugen oproepen
De 10 laatste storingscodes zijn in het storingsgeheugen
opgeslagen.
▶
Houd de toets
langer dan 7 seconden ingedrukt.
Overzicht foutcodes (→ Pagina 39)
▶
Druk op de toets
om dit menu te verlaten.
10.3
Foutgeheugen wissen
1.
Wis het foutgeheugen met de diagnosecode d.94.
2.
Stel de diagnosecode in. (→ Pagina 21)
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 34)
0020288882_01 ecoFIT pro Installatie- en onderhoudshandleiding
Overdracht aan de gebruiker 9
10.4
Parameters naar fabrieksinstellingen
resetten
1.
Zet alle parameters met de diagnosecode d.96 naar de
fabrieksinstelling terug.
2.
Stel de diagnosecode in. (→ Pagina 21)
Diagnosecodes - overzicht (→ Pagina 34)
10.5
Defecte componenten vervangen
10.5.1 Reparatie voorbereiden
1.
Schakel het product uit.
2.
Koppel het product los van de elektrische installatie.
3.
Demonteer de voormantel.
4.
Sluit de gaskraan.
5.
Sluit de onderhoudskranen in de CV-aanvoerleiding en
CV-retourleiding.
6.
Sluit de onderhoudskraan in de koudwaterleiding.
7.
Als u watervoerende componenten van het product wilt
vervangen, dan dient u het product leeg te maken.
8.
Zorg ervoor dat er geen water op stroomvoerende on-
derdelen (b.v. de schakelkast) druppelt.
9.
Gebruik alleen nieuwe pakkingen en O-ringen. Gebruik
geen bijkomende afdichtmiddelen.
10.5.2 Brander vervangen
1.
Demonteer de gas-luchteenheid. (→ Pagina 30)
2.
Verwijder beide branderafdichtingen.
3.
Verwijder de brander.
4.
Plaats de nieuwe brander.
5.
Plaats twee nieuwe branderafdichtingen in de brander-
kap.
6.
Bouw de gas-luchteenheid in. (→ Pagina 32)
10.5.3 Gas-luchteenheid vervangen
1.
Demonteer de gas-luchteenheid. (→ Pagina 30)
2.
Bouw de nieuwe gas-luchteenheid (→ Pagina 32) in.
10.5.4 Warmtewisselaar vervangen
1.
Demonteer de voormantel. (→ Pagina 11)
2.
Demonteer de gas-luchteenheid. (→ Pagina 30)
1
B
3.
Verwijder de gasbuis (1).
A
27