7.1.1.2 Wegslepen van de zwenklader bij uit-
gevallen rijaandrijving
(1) Tuimelschakelaar voor noodknipperlichtinstallatie
[AZ 75 (4-9/2), AZ 95 (4-9/4)] bedienen.
(2) Rijschakelaar (4-11/4) in „0"-stand zetten.
AANWIJZING
De voorbereidingswerkzaamheden van punt
(5), (6), (8) en (9) moeten alleen worden
uitgevoerd, als de bergingsplek niet op de
openbare weg is:
(3) Parkeerrem (4-12/2) aantrekken.
(4) Omschakelhendel voor besturing in stand „achterwiel-
besturing" schakelen (hoofdstuk 5.5).
ATTENTIE
Als de bergingsplek zich op een helling bevindt,
moeten als extra beveiliging naast de aangetrokken
parkeerrem beide wielen van de vooras met
blokkeerspieën aan de aflopende zijde tegen
wegrijden worden beveiligd.
(5) De scherpe bakrand en de tanden met de bakbeveiliging
afdekken (5-4/pijl).
(6) Stekker van de bakbeveiliging in de contactdoos
steken (5-5/pijl).
(7) Shovelarm omhoog brengen en mechanisch
ondersteunen [bv. door inleggen van de shovelarmsteunen
(speciale uitvoering) (1-1/pijl)]en shovelarm tot op de
shovelarmonderstutting laten zakken.
(8) Tuimelschakelaar uitschakeling bedieningsdruk
[AZ 75 (4-10/3), AZ 95 (4-10/2)] „boven" bedienen.
(9) Zwenkmechanisme door inleggen van de blokkeerspie
in de zwenkblokkering blokkeren (1-3/pijl).
(10) Sleepstang aan de weg te slepen machine (7-2/pijl) en
aan het trekkende voertuig aanbrengen.
ATTENTIE
De machine is aan de voorzijde niet voorzien
van een rangeer- en wegsleepkoppeling en
mag daarom alleen achterwaarts worden weg-
gesleept.
(11) De hydrostatische rijaandrijving voor het wegslepen
op vrije oliecirculatie schakelen. Hiertoe moet het wissel-
ventiel (7-3/1) met een inbussleutel (SW 8) naar links tot
aan de aanslag (7-3/2) worden uitgedraaid.
AANWIJZING
- Na het wegslepen wisselventiel (7-3/1) weer
indraaien.
- De rijaandrijving bevindt zich in de motorruimte
aan de linkerzijde van de machine.
S700/S900
Repareren, slepen, sjorren
en takelen
7-5
7