REMKO Serie ETF Eco
Inbedrijfstelling
De aanzuig- en uitblaasroosters
moeten voor iedere inbedrijfstelling
of in overeenstemming met
de vereisten ter plaatse op vuil
worden gecontroleerd.
AANWIJZING
Vervuilde roosters en filters
dienen direct te worden
gereinigd resp. vervangen.
Belangrijke aanwijzingen voor
de inbedrijfstelling
Alle verlengingen van de
■
elektrische aansluiting moeten
een voldoende draaddoorsnede
hebben en mogen alleen
volledig uit- resp. afgerold
worden gebruikt
De netkabel niet gebruiken als
■
treksnoer
De apparaten werken na
■
inschakeling volautomatisch
tot de regeluitschakeling door
de vlotter van het gevulde
condensreservoir
Het condensreservoir moet
■
correct ingezet zijn en de
afsluitklep moet vergrendeld
zijn
AANWIJZING
De apparaten zijn alleen
met een correct aangebracht
condensreservoir functioneel.
AANWIJZING
Bij ruimtetemperaturen in de
ruimte lager dan 10 °C en een
relatieve luchtvochtigheid lager
dan 40 % is een economisch
verantwoord gebruik van het
apparaat niet meer gewaarborgd.
16
Bediening en weergave
2
3
1
1 = Bedrijfsurenteller
2 = Bedrijfsschakelaar
3 = Controlelampje -GROEN-
"Bedrijf"
4 = Controlelampje -GEEL -
"Reservoir vol"
Start van het apparaat
1. Bedrijfsschakelaar [2]
in positie "0" (Uit)
schakelen.
2. Steek de
voedingsstekker
van het apparaat
in een correct
geïnstalleerd
en beveiligd
stopcontact
220-240 V/50 Hz
verbinden.
3. Bedrijfsschakelaar [2]
in positie "I" (Aan)
schakelen.
4. Het groene controlelampje
"Bedrijf" brandt en het apparaat
werkt in volautomatisch
ontvochtigingsbedrijf.
Bedrijf met een hygrostaat
De REMKO-hygrostaat (accessoire)
wordt met een speciale tussenstekker
4
geleverd.
De inbedrijfstelling van het apparaat
in combinatie met een hygrostaat en
de bediening ervan gebeurt als volgt:
1. De tussenstekker in een correct
beveiligd stopcontact steken.
2. De hygrostaat op een geschikte
plaats in de te ontvochtigen
ruimte plaatsen. Niet in de
directe omgeving van het
apparaat en warmtebronnen.
3. De voedingsstekker (resp.
een kabelverlenging) in de
tussenstekker steken.
4. De gewenste luchtvochtigheid
op de hygrostaat instellen.
5. De bedrijfsschakelaar [2] op
het apparaat in de positie "I"
schakelen.
De apparaten schakelen
automatisch in, als de aanwezige
luchtvochtigheid hoger is
dan de op de hygrostaat
voorgeselecteerde instelwaarde.
De apparaten werken nu
volautomatisch, tot de gewenste
relatieve luchtvochtigheid
(% r.v.) is bereikt of een
regeluitschakeling door de vlotter
in het condensreservoir uitgevoerd
wordt. In dit geval brandt het gele
controlelampje "Reservoir vol".