6 Installatie
6.6
Installatie vullen
Afb.50
Vullen van de sifon
2
Afb.51
Vullen van de installatie
50
1
AD-0000500-01
AD-0000512-01
2. Stel de aanwezigheid van de gaslekcontrole in met behulp een
parameterinstelling.
Zie
Handleiding van het bedieningspaneel.
6.6.1
Waterkwaliteit en waterbehandeling
In veel gevallen kunnen de ketel en CV-installatie gevuld worden met
normaal leidingwater en zal waterbehandeling niet noodzakelijk zijn.
De kwaliteit van het CV-water moet voldoen aan bepaalde grenswaarden,
die te vinden zijn in het Waterkwaliteitsvoorschrift. De richtlijnen in dat
voorschrift moeten altijd opgevolgd worden.
6.6.2
Vullen van de sifon
1. Vul de sifon met water tot aan de markeringsstreep, via de
condensbak.
Gevaar
De sifon moet altijd voldoende met water gevuld zijn. Dit voorkomt
dat er rookgassen in het vertrek komen.
Waarschuwing
Plaats de afdichtingsdop van de condensbak weer terug
6.6.3
Vullen van de installatie
1. Maak de ketel spanningsloos.
2. Vul de CV-installatie met schoon leidingwater.
Belangrijk
Geadviseerde waterdruk tussen 1,5 en 2 bar.
3. Controleer de waterzijdige aansluitingen op dichtheid.
4. Zet de ketel onder spanning.
Belangrijk
Bij een waterdruk lager dan 0,8 bar verschijnt het symbool
(alleen met aangesloten waterdruksensor). Vul bij een te lage
waterdruk de CV-installatie bij.
Een vul- en aftapkraan (½") is standaard op het voorlid
gemonteerd.
125466 - v.11 - 18122018