5
Klik op Gereed als u de wijzigingen hebt aangebracht.
6
Selecteer het gewenste formaat, het formaat van het papier in de printer en het aantal exemplaren.
7
Klik op Nu afdrukken.
Kaarten afdrukken
1
Plaats wenskaarten, indexkaarten of briefkaarten in de printer.
2
Open het gewenste bestand en klik op Bestand
3
Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
4
Selecteer een instelling voor Kwaliteit/snelheid.
Selecteer Foto voor foto's en wenskaarten of Normaal voor andere kaartsoorten.
5
Selecteer het tabblad Papierinstelling.
6
Selecteer Papier.
7
Selecteer een kaartformaat in de lijst Papierformaat.
8
Klik op OK.
9
Klik op OK of Afdrukken.
Opmerkingen:
•
Duw de kaarten niet te ver in de printer om te voorkomen dat het papier vastloopt.
•
Verwijder de afzonderlijke kaarten zodra ze uit de printer komen en laat de kaarten drogen voordat u ze op
elkaar legt. Hiermee voorkomt u vlekken op de kaarten.
Enveloppen afdrukken
1
Plaats de enveloppen in de printer.
2
Open het gewenste bestand en klik op Bestand
3
Klik op Eigenschappen, Voorkeuren, Opties of Instellen.
4
Kies Afdrukken op een envelop in het menu Taken.
5
Selecteer in de lijst met envelopformaten het formaat van de enveloppen die in de printer zijn geplaatst.
6
Selecteer de afdrukstand Staand of Liggend.
Opmerkingen:
•
Voor de meeste enveloppen wordt de afdrukstand Liggend gebruikt.
•
Zorg dat u in de toepassing dezelfde afdrukstand hebt geselecteerd.
7
Klik op OK.
8
Klik op OK.
9
Klik op OK of Afdrukken.
Afdrukken.
Afdrukken.
29