4.
Buig de vellen naar voren en achteren en waaier ze uit voordat u de randen van de stapel op een
plat oppervlak uitlijnt. Hierdoor worden vellen die aan elkaar plakken gescheiden en de kans op
papierstoringen verkleind.
5.
Plaats het papier in de lade met de bovenrand eerst en de te bedrukken zijde omhoog.
6.
Pas de papierbreedtegeleiders aan, zodat ze de randen van het papier net raken.
7.
Als u ander papier hebt geplaatst dan het papier dat zich in de hoofdlade bevindt, stelt u de
correcte papiersoort en het correcte papierformaat in. Zorg dat u de papiersoort en het
papierformaat op het bedieningspaneel en in uw printerdriversoftware wijzigt. Zie
Papierformaten en Schermweergave instellen
Opmerking:
Als u op papier met een aangepast formaat afdrukt, definieert u het aangepaste
formaat in de printereigenschappen voordat u met afdrukken begint. Zie
papierformaten opgeven
on page 75 voor meer informatie.
on page 82 voor meer informatie.
WorkCentre 6015-multifunctionele kleurenprinter
Bezig met afdrukken
Papiersoorten,
Aangepaste
Handleiding voor de gebruiker
75