nl
Fig. 13: Controleren van de radiale uitrichting
met een comparator
Fig. 14: Controleren van de radiale uitrichting
met een liniaal
Fig. 15: Controleren van de axiale uitrichting
met een schuifmaat
Fig. 16: Controleren van de axiale uitrichting
met een schuifmaat - controle langs de omtrek
22
Installatie en elektrische aansluiting
Controle van de radiale uitrichting
ƒ
Op een van de koppelingen of op de as een meetklok bevestigen. De kolf van de
meetklok moet op het bovenste punt van de andere halve koppeling liggen.
ƒ
Meetklok op nul zetten.
ƒ
Koppeling draaien en na elke kwartslag het meetresultaat noteren.
ƒ
De radiale uitrichting van de koppeling kan ook worden uitgevoerd met een liniaal.
LET OP
De radiale afwijking van de beide koppelingshelften mag de maximale waarden uit
de tabel „Maximaal toegestane asaanpassing ΔS
Deze voorwaarde geldt voor elke bedrijfstoestand, ook bij bedrijfstemperatuur en
aanwezige toevoerdruk.
Controle van de axiale uitrichting
LET OP
De axiale afwijking van de beide koppelingshelften mag de maximale waarden uit de
tabel „Toegestane spleetmaat S en S2" niet overschrijden. Deze voorwaarde geldt
voor elke bedrijfstoestand, ook bij bedrijfstemperatuur en aanwezige toevoerdruk.
Met een schuifmaat langs de omtrek de afstand tussen beide koppelingshelften con-
troleren.
en ΔKr
„ niet overschrijden.
toeg.
toeg.
WILO SE 2019-04