Inhoudsopgave
Advertenties
Bediening
4.7 Systeemconfiguratie
4.8 Een meting uitvoeren
4.9 Een kalibratie uitvoeren
44
Optie
OUTPUT MODUS
(uitvoermodus)
TELLERS OPNIEUW
INSTELLEN
Raadpleeg de documentatie van de controller voor de systeemconfiguratie, de algemene
instellingen voor de controller en de instellingen voor uitgangen en communicatie.
Na het opstarten begint het instrument een opwarmfase vóór de automatische
meetcyclus. Raadpleeg
10 minuten.
Opmerking: Zorg ervoor dat de flessen reagensoplossing correct zijn geïnstalleerd en dat er
voldoende reagensoplossingen zijnd.
1. Selecteer SENSOR SETUP (sensorinstellingen) > PHOSPHAX sc LR >
CONFIGURE (configureren) > MEETINTERVAL voor het configureren van een
automatisch meetinterval. Raadpleeg
2. Selecteer PHOSPHAX sc LR > DIAG/TEST (diagnose/test) > ONDERHOUD >
SELECTEER PROCES > METING om handmatig een meting te starten. Raadpleeg
De onderhoudsinstellingen configureren
Tijdens de kalibratie wordt de offset gekalibreerd met een gestabiliseerde
standaardoplossing. Een kalibratiecyclus is in 40 minuten voltooid. Wanneer de kalibratie
is voltooid, gaat de analyser automatisch in de stand-bymodus. De fabrieksinstelling voor
het kalibratie-interval is één keer per week. Raadpleeg
configureren
op pagina 42.
Opmerking: Zorg ervoor dat de fles tandaardoplossing correct geïnstalleerd is en dat er voldoende
standaardoplossing is.
1. Selecteer PHOSPHAX sc LR > KALIBRATIE > INTERVAL INSTELLEN voor het
configureren van een automatisch kalibratie-interval.
2. Selecteer PHOSPHAX sc LR > KALIBRATIE > START om een handmatige kalibratie
te starten.
De kalibratie wordt uitgesteld wanneer het instrument gedurende minder dan 1 uur
ingeschakeld was, de temperatuur buiten het opgegeven bereik ligt, of de huidige
gemeten waarde > 2mg/L PO4-P is.
Wanneer de kalibratie wordt gestart, doet het instrument een zelfcontrole
(pompkoplekkagetest). Als de test faalt, stopt het instrument de kalibratie en toont het
een waarschuwing. Het instrument gaat verder met meten met de laatste kalibratie.
Vervang de pompkop voordat een nieuwe kalibratie wordt gestart. Raadpleeg
Beschrijving
Selecteert het uitvoergedrag tijdens de gestarte procedure.
•
ACTIVE (actief)—De uitvoer blijft in lijn met de
bedrijfsomstandigheden.
•
HOLD (vasthouden) (standaard)—Houdt de uitvoer op de laatst
bekende waarde.
•
SET TRANSFER (overdracht instellen)—Stelt de uitvoer in op
de ingestelde overdrachtwaarde die in de controllerinstellingen is
geselecteerd.
Stelt de tellers in voor de resterende dagen van de reagentia en de
dagen om de luchtfilters en de zuiger van de injectiespuit te
vervangen.
Opstarten
op pagina 41. Een optimale meetcyclus duurt
Het instrument configureren
op pagina 43.
op pagina 41.
Kalibratie-instellingen
Vervangen
Advertenties
Inhoudsopgave
