De sluitertijd instellen (sluitertijdvoorkeuzestand S)
In de stand S stelt u de sluitertijd in en past de camera automatisch het diafragma aan
voor een optimale belichting. Draai de functieknop naar S.
• Nadat u op de knop F (F) hebt gedrukt, gebruikt
u FG om de sluitertijd in te stellen.
• Een korte sluitertijd kan een snelle actie
"bevriezen" zonder bewegingsonscherpte. Door
een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle
actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel
2
van een dynamische beweging op.
Langere sluitertijd 2" 1" 15 60 100 400 1000 Kortere sluitertijd
• De aanduiding voor de diafragmawaarde knippert als de camera geen optimale
belichting kan verkrijgen.
Waarschuwingsindicatie
(knippert)
2000 F2.8
2000
125
125 F22
• Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de
brandpuntsafstand van de lens.
• Wanneer u een vast ingestelde [ISO]-waarde gebruikt, moet u de waarde veranderen.
g [ISO] (Blz. 56)
Het diafragma en de sluitertijd instellen (handmatige stand M)
In de stand M stelt u zowel het diafragma als de sluitertijd in. Bij sluitertijd BULB blijft de
sluiter open zolang de ontspanknop wordt ingedrukt. Stel de functieknop in op M, druk op
de knop F (F) en pas de sluitertijd aan met FG en de diafragmawaarde met HI.
• De sluitertijd kan worden ingesteld op waarden tussen 1/4000 en 60 sec. of op
[BULB] of [LIVE TIME].
#
Let op
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M.
26 NL
Status
Het onderwerp is
F2.8
onderbelicht.
Het onderwerp is
F22
overbelicht.
I S O
400
S
Sluitertijd
Actie
• Kies in dit geval een langere sluitertijd.
• Kies een snellere sluitertijd.
• Als de waarschuwingsindicatie niet
verdwijnt, is het lichtmeetbereik van de
camera overschreden. Een in de handel
verkrijgbaar grijsfi lter (ND-fi lter) om de
hoeveelheid licht te beperken, is vereist.
L
N
HD
01:02:03
01:02:03
0.0
0.0
250 F5.6
250
38
38