Problemen oplossen > Instellen/Onderhoud
Tintverloop aanpassen
Na langdurig gebruik of door de gevolgen van de omgevingstemperatuur of -vochtigheid kan de dichtheid van de
afgedrukte beelden verschillen van het origineel. Voer deze functie uit om samenhang met de originele tinten te
garanderen. Als de kalibratie de tinten niet verbetert, voer dan deze aanpassing uit.
Er worden in totaal 3 patroonpagina's afgedrukt (Nr. 1 tot 3) tijdens de aanpassing in [Kopiëren/afdr. (600dpi)]. Ook
wordt 1 patroonpagina (nr. 1) afgedrukt in [Afdrukken (1200dpi)]. De afgedrukte patronen worden achter elkaar gelezen
tijdens de aanpassing.
1
2
[Details] > [Registratie]
3
Selecteer de te corrigeren grafiek.
4
Druk op [+] of [-] om de waarden in te voeren die van de grafiek worden afgelezen.
Druk op [+] om de waarde te verhogen van 0 tot 9. Druk op [-] om te verlagen.
Bij drukken op [-] verandert de waarde van 0 in alfabetische letters van A t/m I. Druk op [+] om in de
tegengestelde richting te gaan.
U kunt de cijfertoetsen niet gebruiken om deze waarden in te voeren
5
Herhaal de stappen 3 en 4 om de registratiewaarden voor elke grafiek in te voeren.
6
Druk op [Start] nadat alle waarden zijn ingevoerd. De kleurregistratie start.
7
Druk op [OK] nadat de kleurregistratie voltooid is.
Plaats papier.
BELANGRIJK
• Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
• Als u nieuw papier uit de verpakking haalt, waaier het papier dan eerst los voor u
het in de multifunctionele lade plaatst.
Papier in de cassettes plaatsen (pagina 3-4)
• Controleer voor het plaatsen van het papier of het niet gekruld of gevouwen is.
Gekruld of gevouwen papier kan papierstoringen veroorzaken.
• Zorg ervoor dat het papier niet boven de niveauaanduiding uitkomt.
• Als papier is geplaatst zonder de lengte-en breedtegeleiders te hebben versteld,
dan kan het papier scheef of vast komen te zitten.
7-39