Inhoudsopgave
Advertenties
{1309} en {1433} verzekeren een continu en stabiel uitgangsvermogen met behulp van de "Smart Boost"
Deze functie is standaard uitgeschakeld voor de netingang van de WPC {1527} ervan uitgaande dat de AC
netaansluiting van de WPC normaal gesproken is aangesloten op een stabiel openbaar net en standaard is
ingeschakeld voor de generatoringang middels parameter {1554}.
Instellen van de stroombegrenzing aan de ingang
De maximale stroom aan de ingang kan worden aangepast middels de WPC-PSCP/RCC. Parameter {1107}
behoort tot de basis parameters van het apparaat en moet bij inbedrijfstelling worden afgesteld op het
vermogen van de ingang:
• Als de WPC is aangesloten aan een vertakt net, wordt de waarde overeenkomstig de zekering van de
betreffende groep van dit net gekozen of desgewenst lager.
• Als de WPC (ook) aangesloten wordt op een generator, kan de volgende op ervaring berustende formule
worden gebruik: 0.75 x Pnom / Uac.
Omdat de prestaties van een generator sterk af kunnen hangen van de installatie (waaronder de gebruikers),
moeten de instellingen voor elke installatie opnieuw worden geverifieerd. Ook de koeling van de generator
moet de gekozen instelling aankunnen als het ingestelde vermogen continu wordt gevraagd.
6.2.4 Acculader
6.2.4.1 Werking
De acculader van de WPC is volledig automatisch en is gemaakt om een optimale lading voor het meest
voorkomende type loodzuur- of gelaccu's te garanderen. Zodra het omschakelrelais wordt geactiveerd, zal
de acculader aan gaan en de "laad-LED" (44) oplichten.
De laadcylus doorloopt 3 fasen (I/U/Uo) zoals de figuur hieronder laat zien. Dit proces garandeert een
optimale lading van de accu's. De laadstroom van de accu's wordt bepaald door parameter {1138} en kan
aangepaste worden van -0- tot de nominale waarde van de acculader van de WPC. Ook dit gaat met de
WPC-PSCP/RCC. Op elk moment kan deze waarde worden aangepast met de afstandsbediening.
Als de accuspanning lager is dan de kritische waarde waarop de accu's definitief worden
afgeschakeld {1488}, zal de lader niet meer aangaan ook al is er AC spanning op de ingang
aanwezig. Het doorschakelrelais zal nog wel werken. De accu moet nu door een externe bron
(vanuit een andere accu of door een externe acculader) weer boven de kritische onderspanning
worden gebracht om de eigen lader weer te kunnen inschakelen. Een dergelijke diepe ontlading
wordt voorkomen door op een hoger niveau al af te schakelen parameter{1108}. Vervolgens kan de
accuspanning dan alleen nog verder dalen door natuurlijke ontlading of een direct aangesloten DC
gebruiker. Indien dit gevaar aanwezig is adviseren wij om een optionele BSI (Accu Status Indicator)
te installeren en daarmee een hoofdschakelaar in de accuaansluiting aan te sturen.
De laadkarakteristiek zoals die door
de fabrieksinstelling is vastgelegd en
hiernaast is afgebeeld laat zien hoe
de laadcyclus automatisch wordt
doorlopen.
Lijn 28 toont het verloop van de
accuspanning .
Lijn 29 toont het verloop van de
stroom die de accu in en uitgaat.
De laadcylus begint met een
constante laadstroom (a) die wordt
bepaald door een fabrieksinstelling
overeenkomstig {1138}.
Wanneer de omgevingstemperatuur
stijgt of de ventilatie geblokkeerd
wordt kan deze stroom lager worden
dan de ingestelde stroom. Wanneer de absorptiespanning {1156) wordt bereikt gaat de laadcyclus over naar
de spanning als leidende parameter, hetgeen als de absorptie fase wordt aangeduid, waarvan de duur is
ingesteld door parameter {1157}. De minimale tijdsinterval tussen twee absorptie fasen is beperkt door
DECEMBER 2011 / WPC / NL
28
29
a
Fig. 3b: vereenvoudigde laadcyclus, zonder ingangsstroombeperking
BESCHRIJVING EN FUNCTIES
ACin=OK
{1138}
{1156}
{1140}
{1159}
e
d
25
Advertenties
Inhoudsopgave
