Optimale spanning
Te hoge spanning
Te lage spanning
A
Bovendraadspanning
Om een perfect stiksel te krijgen moeten
de boven- en onderdraadspanning goed
op elkaar zijn afgestemd. De normale
instelling voor nuttige steken ligt in het
bereik tussen 4 – 5.
Controleer de spanning met een brede
zigzagsteek. De verknoping van de
draden moet daarbij in het midden tussen
de stoflagen liggen.
Bij een te vast ingestelde
bovendraadspanning ligt de verknoping
bovenop de stof. Bij een te los ingestelde
bovenspanning ligt de verknoping onder
de stof.
Wijzigingen aan de bovendraadspanning
worden beschreven op pagina 22.
Doorstikken
De rechte steek G kan met 15
verschillende naaldposities worden
genaaid, zodat u bij het doorstikken de
naaivoet altijd langs de stofkant kunt
geleiden. De breedte voor het doorstikken
bepaalt u door de naaldpositie. Het
verder van de kant doorstikken
B
wordt gemakkelijk gemaakt door de
ingegraveerde lijnen op de steekplaat
of met behulp van de geleider voor
doorstikken (standaard accessoire No.
8). De geleider voor doorstikken wordt
in opening A van de naaivoethouder
gestoken en met stelschroef B vastgezet.
27