Ketelaanzetontlasting
Parameter HG26
HG26
1
Fabrieksinstelling: 1
Instelbereik: 0 / 1
Individuele instelling: _______
Retourtemperatuur-
verhoging
Parameter HG32
HG32
30
Fabrieksinstelling: 30
Instelbereik: 0 tot 70°C
Individuele instelling: _______
Hysteresistijd
Parameter HG33
HG33
10
Fabrieksinstelling: 10 min.
Instelbereik: 1 tot 30 min.
Individuele instelling: _______
22
Parameters op het vakmanniveau
De activeerbare ketelaanzetontlasting beschermt de ketel tegen
corrosie, die kan ontstaan door condensaatafscheiding in het dau-
wpuntbereik bij opwarming in koude toestand. Als de keteltempera-
tuur met 2K onder de ingestelde waarde TK-min daalt, worden de
ketelcircuitpomp en de mengventielcircuitpomp uitgeschakeld en
wordt het mengventiel gesloten. De pompen worden vrijgegeven
als de keteltemperatuur boven de minimale begrenzingswaarde
TK-min is gekomen.
Als de brander door externe „contactorschakelingen" wordt geblok-
keerd (bijv. rookgasthermostaat houtketel), kan TKmin niet worden
bereikt en blijven de verwarmingscircuit- en boilerlaadpomp uit.
Voor verwarmingsinstallaties met een waterinhoud van meer dan
20 liter/kW verwarmingsvermogen moet een retour-temperatu-
urverhoging worden voorzien. De minimale retour-temperatuur
bedraagt 30°C bij ketels met oliebrander met gepulseerde lucht
of bij gasketels met atmosferische brander, en 40°C bij ketels met
gasbrander met gepulseerde lucht.
Om het geselecteerde branderschakelverschil bij verschillende
belastingsintensiteit van de ketel te optimaliseren, werd de regelaar
uitgerust met een dynamisch branderschakelverschil. Met deze
functie wordt het ingestelde branderschakelverschil (parameter
HG01) gecorrigeerd door de belastingsafhankelijke branderlo-
optijden. Als de branderlooptijd tot de ingestelde hysteresistijd
stijgt, wordt het branderschakelverschil gereduceerd tot de mini-
male waarde van 5K. Daardoor is bij een geringe belasting van
de ketel (snel opwarmen = korte branderlooptijd) het ingestelde
branderschakelverschil actief. Korte looptijden en frequent pulseren
van de brander worden doeltreffend voorkomen. Bij een lange
branderlooptijd (hoge warmtebehoefte) wordt het schakelverschil
tot op 5K gereduceerd. Daardoor wordt vermeden dat de ketel tot
nodeloos hoge temperaturen opwarmt. Het energieverbruik van
de installatie wordt dus geoptimaliseerd.
Korte looptijden en frequent pulseren van de brander worden met
deze functie voorkomen. Daardoor wordt het milieu ontlast en de
slijtage tot een minimum beperkt.
3061850_1110