Tapwater-voeler-werkwijze
Parameter HG24
HG24
1
Fabrieksinstelling: 1
Instelbereik: 1 tot 3
Individuele instelling: _______
Opmerking:
Na het wijzigen van de
voelerfunctie moet de
installatie uit- en weer
ingeschakeld worden.
Ketelovertemperatuur bij
boilerlading
Parameter HG25
HG25
10
Fabrieksinstelling: 10K
Instelbereik: 0 tot 40K
Individuele instelling: _______
3061850_1110
Parameters op het vakmanniveau
Met behulp van de tapwater-voeler-werkwijze kan de tapwater-
voeleringang op drie verschillende manieren worden gebruikt.
Werkwijze 1 is de fabrieksinstelling voor boilerlaadwerking met
elektronische boilertemperatuurvoeler (toebehoren).
Werkwijze 2 dient voor de elektronisch aangestuurde boi-
lerlading met boilertemperatuurvoeler en een bijkomende
externe thermostaataanvraag. Daarbij wordt de externe ther-
mostaat (potentiaalvrij) door de installateur parallel met de
elektronische boilertemperatuurvoeler aangesloten. Zolang de
externe thermostaat geen warmte aanvraagt (contact geopend),
werkt de boilerlading normaal. Als de externe thermostaat
warmte aanvraagt (contact gesloten), worden de ketelcircuit-,
mengventielcircuit- en boilerlaadpomp weggeschakeld en het
mengventiel gesloten. De brander verwarmt de ketel met het
max. verwarmingsvermogen tot TK-max. Ter plaatse moet via een
contactoraansturing worden gewaarborgd dat een externe pomp
de warmte naar een externe verbruiker voert (bijv. luchtverwar-
mer, zwembad). De thermostaataanvraag heeft ook in stand-by
voorrang op elke andere warmteaanvraag.
Werkwijze 3 dient voor de aansturing van de boilerlaadpomp met
een externe thermostaat of elektronische boilertemperatuurvoeler,
maar zonder aanzetontlasting. De boilerlaadpomp draait ook als de
reële keteltemperatuur lager ligt dan de tapwatertemperatuur. De
externe thermostaat wordt potentiaalvrij aangesloten op de klem
boilervoeler (SF). Daardoor kan de uitgang van de boilerlaadpomp
worden gebruikt voor de boileraansturing of voor andere doelein-
den. Het schakeltijd-programma van de boilerlading (bedienings-
module) blijft ook bij zuivere thermostaataansturing in werking. De
brander verwarmt de ketel tot de gewenste boilertemperatuur +
ketelover-temperatuur boilerlading.
Voeleringang gesloten:
Voeleringang open:
Met parameter HG25 wordt het overtemperatuurverschil tussen de
boilertemperatuur en de keteltemperatuur tijdens de boilerlading
ingesteld. Daarbij wordt de keteltemperatuur verder beperkt door
de maximale keteltemperatuur (parameter HG22). Op die manier
wordt gewaarborgd dat ook in het overgangsseizoen (lente/herfst)
de keteltemperatuur hoger ligt dan de boilertemperatuur en voor
korte laadtijden zorgt. Als de keteltemperatuur tijdens de boilerla-
ding in zomerwerking boven 95°C komt, wordt de verwarmingscir-
cuitpomp automatisch gedurende een beperkte tijd ingeschakeld
om het eventueel activeren van de STB te verhinderen.
Pomp aan
Pomp uit
21