Tijdens de installatie mogen aandrijvingen niet met externe energievoorziening (bijv. externe accu's) bewo-
gen worden als deze reeds aan de centrale zijn aangesloten. Aan de vermogensuitgang van de centrale
kunnen dan namelijk defecten ontstaan.
Schakel de netspanning in. De LED o gaat daarbij kort branden, vervolgens flitst de LED s.
Plaats de accu's in de behuizing, zet ze vast met het bevestigingsplaatje (zie aansluitschema "Netspanning
en accu's") en sluit deze als volgt aan:
− rode draad aan de pluspool van de 1e accu
− blauwe draad aan de minuspool van de 2e accu
− minuspool van de 1e accu met de pluspool van de 2e accu verbinden (zwarte draad).
De LED o gaat branden, de LED s gaat uit, de installatie is bedrijfsklaar. Mocht er nog steeds een storing
gemeld worden, controleer dan de bedrading. Let daarbij op de aanwijzingen in paragraaf 5 (Opsporen en
verhelpen van storingen). Stel zo nodig de centrale weer buiten bedrijf (zie paragraaf 2.2).
Bij het in bedrijf stellen dienen alle functies en weergaven van de centrale en de componenten ervan gecon-
troleerd te worden. De verschillende functies worden in paragraaf 3 beschreven (ook storingen simuleren en
de herkenning controleren; zie paragraaf 5).
i Na ongeveer 24h gebruiksduur zonder stroomuitval zijn de accu's voldoende opgeladen om de overbrug-
gingstijd van 72h bij stroomuitval te bereiken.
2.2 Buiten bedrijf stellen
Haal de accu's van de centrale (bijv. verbindingsdraad van accu verwijderen).
i De accu's kunnen ca. 6 maanden opgeslagen worden. Worden ze langer opgeslagen dan dienen ze op-
nieuw opgeladen te worden.
Schakel de netspanning uit.
3. Functies en bediening
Alvorens de bedieningselementen in de centrale in te drukken of aan te raken (knoppen, trimmers,
meetpunten etc.) altijd eerst de statische lading afvoeren (bijv. de verwarmingsbuis aanraken)!
3.1 Alarmfuncties
Tijdens het uitvoeren van een alarmfunctie zijn de ventilatiefuncties geblokkeerd.
Alarmfunctie: Bij het herkennen van een alarm gaan de aandrijvingen open en geven de rode LED alarm r
de alarmtoestand weer.
i De andere alarmfuncties („Storing = alarm", „Auto-dicht" etc.) worden in paragraaf 3.3 beschreven. Potenti-
aalvrije contacten (optie PC) zie paragraaf 3.7.
Gaan de aandrijvingen na het terugzetten van een alarm d.m.v. het indrukken van de knop z dicht, dan kan
pas na zo'n 6 minuten weer handmatig geventileerd worden.
3.1.1 Activeren en terugzetten van de RWA-meldknoppen
Wordt een meldknop ingedrukt, dan gaan de LED alarm r van alle meldknoppen en de centrale branden.
De alarmfunctie wordt zoals in paragraaf 3.1 beschreven uitgevoerd.
Het terugzetten gebeurt door de reset-knop op een hoofdpaneel (RT 2-*-BS) of in de centrale in te drukken.
Wordt de knop losgelaten, dan gaan de LED alarm r.
3.1.2 Activeren en terugzetten van de automatische brandmelders
Reageert een automatische melder dan gaan de LED alarm r van alle meldknoppen, de centrale en van de
actieve melder branden. De alarmfunctie wordt zoals in paragraaf 3.1 beschreven uitgevoerd.
Het terugzetten gebeurt door de reset-knop op een hoofdpaneel (RT 2-*-BS) of in de centrale in te drukken.
Wordt de knop losgelaten, dan gaan de LED alarm r. Mocht een automatische brandmelder opnieuw af-
gaan, druk dan de reset-knop nog een keer in (mogelijk zitten er nog rookdeeltjes in de melder).
RWA - centrale RWZ 2 e
Pagina 4