Voor informatie over het gebruik van de menu's, zie "Het menu gebruiken" (blz. 4)
Het onderwerp in tegenlicht ophelderen
[SHADOW ADJUST]
I (Fotomenu 1) SHADOW ADJUST
Beschikbare fotostanden: P M s P p
Submenu 2
Het schaduwaanpassingseffect
AUTO
wordt toegepast wanneer
in tegenlicht wordt gefotografeerd.
OFF
Het effect wordt niet toegepast.
Fotograferen met automatische
ON
correctie om een donker geworden
gedeelte op te lichten.
Wanneer [ON] ingesteld is, is [ESP/n]
(blz. 31) automatisch vastgezet op [ESP].
Selectie van het scherpstelgebied
[AF MODE]
I (Fotomenu 1) AF MODE
Beschikbare fotostanden: P M s P p
Submenu 2
De camera stelt automatisch
scherp. (Wanneer een gezicht wordt
gedetecteerd, wordt dit aangegeven
met een wit kader
ontspanknop half wordt ingedrukt
*1
FACE/iESP
en de camera scherpstelt, wordt
het kader groen
wordt gedetecteerd, kiest de camera
een onderwerp in het kader en stelt
hij automatisch scherp.)
De camera stelt scherp
SPOT
op het onderwerp dat zich in het
autofocusteken bevindt.
De camera volgt automatisch de
bewegingen van het onderwerp
AF TRACKING
zodat er voortdurend op wordt
scherpgesteld.
Voor sommige onderwerpen verschijnt het kader
*1
niet of niet onmiddellijk.
Als het kader rood knippert, kan de camera niet
*2
scherpstellen. Probeer opnieuw scherp te stellen
op het onderwerp.
Q
Toepassing
Q
Toepassing
; als de
*1
. Als geen gezicht
*2
Blijven scherpstellen op een
bewegend onderwerp (AF Tracking)
1 Beweeg de camera tot het
autofocusteken op het onderwerp
is gericht en druk op de knop A.
2 Wanneer de camera het onderwerp
herkent, volgt het autofocusteken
de bewegingen van het onderwerp
automatisch zodat er voortdurend
op wordt scherpgesteld.
3 Om de volgfunctie te annuleren,
drukt u op de knop A.
Afhankelijk van het onderwerp of de
opnameomstandigheden, is het mogelijk dat
de camera de focus niet kan vergrendelen
of er niet in slaagt de bewegingen van het
onderwerp te volgen.
Als de camera er niet in slaagt de
bewegingen van het onderwerp te volgen,
licht het autofocusteken rood op.
De methode selecteren om de
helderheid te meten [ESP/n]
I (Fotomenu 1) ESP/n
Beschikbare fotostanden: P M s P p
Submenu 2
Hiermee krijgt u een evenwichtige
helderheid over het volledige
ESP
scherm (meet de helderheid in het
midden en in de omliggende zones
van het scherm afzonderlijk).
Fotografeert het onderwerp in het
midden bij tegenlicht (meet de
5 (spot)
helderheid in het midden van
het scherm).
Als [ESP] ingesteld is, kan het midden van
het beeld donker zijn wanneer met veel
tegenlicht wordt gefotografeerd.
Q
Toepassing
1
NL