5.2 Plaatsing van het apparaat
Voor een optimaal economisch verantwoord en
veilig bedrijf van het apparaat dienen de volgende
aanwijzingen absoluut in acht te worden genomen:
n
De apparaten moeten stabiel en horizontaal
worden opgesteld, zodat een ongehinderd
bedrijf van het apparaat is gegarandeerd
n
Het moet gegarandeerd zijn, dat de lucht aan
de apparaatachterzijde ongehinderd kan
worden aangezogen en aan de apparaatbo-
venzijde weer ongehinderd uitgeblazen kan
worden (min. 50 cm minimale afstand)
De afstand tot de muren moet aan alle zijden
n
ten minste 20 cm te bedragen
n
De apparaten mogen niet in de directe omge-
ving van verwarmingselementen of andere
warmtebronnen worden opgesteld
n
De toepassingsruimte dient altijd afgesloten te
zijn van de ruimte daarbuiten
De prestaties van het apparaat zijn afhankelijk
n
van de ruimtelijke omstandigheden, ruimtetem-
peratuur, relatieve luchtvochtigheid en de deel-
tjesemissie
n
Er mogen zich geen emissiebronnen in de
buurt van de sensoren voor de kwaliteit van de
omgevingslucht binnen bevinden. (linker appa-
raatzijde)
500
200
Afb. 12: Minimale afstanden (alle gegevens in mm)
- Houd ramen en deuren gesloten!
- Houd minimaal 0,2 m afstand tot de wanden.
- Houd afstand tot radiatoren of andere warmte-
bronnen.
De luchtreiniger moet zo centraal mogelijk in het
midden van de ruimte worden opgesteld, om een
optimale circulatie van de omgevingslucht binnen
te bereiken
Afb. 13: Opstelling centraal in de ruimte
Als een opstelling centraal in de ruimte niet moge-
lijk is, kan het apparaat ook zijdelings aan een
wand worden opgesteld.
200
Afb. 14: Opstelling zijdelings in ruimte
15