BIJLAGE B. VERKLARENDE WOORDENLIJST
THUIS (Deelschakeling): Deze alarmsituatie wordt gebruikt als de bewoners in het beveiligde pand zijn. Een
klassiek voorbeeld is bijv. als de familie zich voorbereid om te gaan slapen. Met de THUIS inschakeling zijn
omtrekzones beveiligd maar de interieur zones niet. Hierdoor worden bewegingen in de interieur zones door het
controlepaneel genegeerd, maar de verstoring van een omtrekzone zal alarm slaan.
Toegewezen: Heeft betrekking op zones.
Uitschakelen: Het tegenovergestelde van inschakelen – een actie waarbij het controlepaneel naar de normale
stand-by status wordt hersteld. In deze status doen alleen een brand en 24-uur zones een alarm afgaan als
deze worden verstoord, een "noodalarm" kan ook afgaan.
Verstoorde zone: Een zone die in staat van alarm is (dit kan zijn veroorzaakt door een open venster of door
een beweging in het bereik van een bewegingsdetector). Een verstoorde zone wordt als "niet veilig" beschouwd.
WEG (Totaalschakeling): dit alarmtype wordt ingeschakeld als er niemand in het beveiligde gebied is. Alle
zones, interieur en omtrek zijn beveiligd.
Zone: een zone is een gebied in het beveiligde pand dat onder supervisie van een specifieke detector staat. Tijdens
programmering, stelt de monteur het controlepaneel in staat om het ID van de detectors te leren en deze naar
gewenste zone te koppelen. Daar de zone wordt onderscheiden volgens het nummer en de naam, kan het systeem
de zonestatus aan de gebruiker en alle door de zonedetector gerapporteerde gebeurtenissen in zijn geheugen
rapporteren. Directe en vertragingszones worden alleen "bewaakt" als het controlepaneel is ingeschakeld, andere (24-
uur) zones worden "bewaakt" indien het systeem wel of niet ingeschakeld is.
66
D-303746 PowerMaster-10 / PowerMaster-30 Gebruikershandleiding