Extra condensreservoir
In gevallen waarbij het niet of
alleen zeer lastig mogelijk is om
een natuurlijke condensafvoer te
realiseren, kan het apparaat met
een extra condensreservoir worden
uitgerust.
Het condensreservoir is als
accessoire verkrijgbaar.
Het condensreservoir wordt direct,
zie onderstaande tekening, onder
het apparaat gemonteerd.
Als het apparaat met
condensreservoir wordt gebruikt,
schakelt de ontvochtiger
automatisch uit bij een gevuld
reservoir.
Een diode op de frontplaat brandt
continu "rood", als het reservoir
vol is en geleegd moet worden.
Het condensreservoir bestaat uit
de volgende delen:
Condensreservoirbehuizing
■
met magneetschakelaar voor
waterstop en kabelverbinding
met printplaat
Condensopvangreservoir
■
4 bevestigingsschroeven
■
Apparaat met condensreservoir
Montage van het
condensreservoir
Het apparaat aan de
■
meegeleverde wandconsole
ophangen
Na het verwijderen van de 2
■
schroeven bovenop het apparaat,
de frontplaat verticaal omhoog
tillen en vervolgens horizontaal
van het apparaat trekken.
De condensreservoirbehuizing
■
door middel van 4
bevestigingsschroeven onder het
apparaat vastschroeven
De aansluitkabel van het
■
apparaat door de membraantule
op de bodem van de
condensreservoirbehuizing
geleiden
Toegang tot de besturing:
De elektronische besturing is in een
behuizing midden op het apparaat
geplaatst.
De toegang tot de besturing
gebeurt door het verwijderen van
de 4 schroeven aan de zijkanten
van de behuizing.
De kabel van de
■
magneetschakelaar door
de membraantule op de
apparaatbodem geleiden en
op de klemmen 13 en 14
van de besturingsprintplaat
vastklemmen
Het deksel van de besturing en
■
de frontplaat van het apparaat
weer monteren
Het condensreservoir in de
■
condensreservoirbehuizing
plaatsen.
Het condensreservoir zo plaatsen,
dat de vlotter in de richting van
de magneetschakelaar wijst
Inbedrijfstelling
De aanzuig- en uitblaasroosters
moeten voor iedere inbedrijfstelling
of in overeenstemming met de
vereisten ter plaatse op vuil worden
gecontroleerd.
Na het inschakelen via de
bedrijfsschakelaar werken de
apparaat via een geïntegreerde op
50% r.v. (Standaardwaarde voor
zwembaden en binnenzwembaden)
ingestelde hygrostaat.
Bij een omgevingslucht onder de
50 % r.v. wordt het apparaat niet
gestart.
Als sprake is van een relatieve
luchtvochtigheid boven de 50 %,
start het apparaat automatisch het
ontvochtigingsproces.
Voor evt. gewenste wijzigingen aan
de hygrostaatinstelling moet de
frontplaat worden gedemonteerd.
De hygrostaat is onder de
elektronische besturing
aangebracht.
De draaiknop rechtsom draaien,
lagere luchtvochtigheid , linksom,
hogere luchtvochtigheid .
De apparaten zijn ter voorkoming
van compressorschade voorzien
van een beveiliging tegen opnieuw
inschakelen, die voorkomt dat de
compressor na uitschakeling direct
weer ingeschakeld kan worden.
AANWIJZING
Beveiliging tegen herinschakeling!
De compressor schakelt pas weer
in na een wachttijd van ca. 45
seconden!
AANWIJZING
Vervuilde roosters en filters
dienen direct te worden
gereinigd resp. vervangen.
9