REMKO Serie SLE
Opstelling
Voor een optimaal en veilig bedrijf
van het apparaat dienen de volgende
aanwijzingen absoluut in acht te
worden genomen:
Het apparaat moetovereenkomstig
■
de bouwkundige omstandigheden
op een geschikte locatie worden
gemonteerd resp. opgesteld
De meegeleverde wandconsole
■
met geschikt bevestigingsmateriaal
(niet opgenomen in de
leveringsomvang) goed op de
wand bevestigen
Het apparaat moet horizontaal
■
worden opgehangen resp. worden
geplaatst, zodat er ongehinderde
afvoer van condens mogelijk is
Het apparaat moet dusdanig
■
worden opgehouden resp.
geplaatst, dat de lucht ongehinderd
kan worden aangezogen en kan
worden uitgeblazen
Voor een optimaal bedrijf van het
■
apparaat moeten de minimale
afstanden van het apparaat tot het
plafond en de vloer in acht worden
genomen
Het apparaat mag niet in
■
de directe nabijheid van
verwarmingselementen en andere
warmtebronnen worden opgesteld
De ruimte die ontvochtigd moet
■
worden, dient altijd afgesloten te
zijn van de ruimte daarbuiten
Open ramen, deuren, enz. en het
■
herhaald betreden en verlaten van
de ruimte dient zoveel mogelijk te
worden vermeden
Om een optimale
■
ruimteluchtcirculatie door de
ontvochtiger te verkrijgen,
moeten de toevoerlucht- en
afvoerluchtopeningen altijd vrij zijn
van vuil en andere obstakels
8
Elektrische aansluiting
De apparaten werken
■
op 230 V / 50 Hz
wisselstroom
De elektrische aansluiting
■
geschiedt via een meegeleverde
netkabel met schuko-stekker
De elektrische aansluiting mag
■
alleen via een voor de ruimtes
en het apparaatvermogen
geschikt stopcontact
plaatsvinden
LET OP
De apparaataansluitingen
moeten absoluut volgens de
telkens geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
LET OP
Er moet voor een zorgvuldige
en professionele installatie en
montage worden gezorgd.
AANWIJZING
Er moet op worden gelet dat
de lucht ongehinderd door de
voorkant kan binnenkomen
en door de zijkanten weer
kan ontsnappen. Voor een
optimaal bedrijf is een afstand
van 100 mm rondom het
apparaat aanbevolen.
AANWIJZING
Als transportzekering van
de compressor is op de
achterzijde van het apparaat
een kabelbinder aangebracht.
Deze moet voor de montage
van het apparaat altijd worden
verwijderd.
Condenswaterafvoer
De condenswaterafvoer bevindt zich
aan de onderzijde van het apparaat.
De condensafvoer wordt op de
meegeleverde (niet gemonteerd)
afvoersteunen aangesloten.
Een vaste of flexibele ½"
verloopverbinding kan hierop
worden gemonteerd.
De afvoerslang moet altijd met
■
een verval van ten minste 2 %
zijn geplaatst, zodat het water
ongehinderd uit de opvangschaal
kan wegstromen
Voor een afvoer door de wand
■
zijn voor de montage van het
apparaat overeenkomstige
maatregelen, bijv. boorgaten,
aangebracht voor een juiste
condensafvoer
De plaatsing van de
■
afvoeraansluiting kunt u vinden in
de onderstaande tekening
Plaatsing van de condensafvoer
AANWIJZING
Als accessoire is een
apart condensreservoir
het geïntegreerde
overloopzekering verkrijgbaar.