Installatiehandleiding insert gasdrukregelaar
Wanneer naar de stabiele regeling wordt gedraaid, is bij regelaars met Pd < 100 mbar duidelijk te
zien, dat wanneer een stabiele regeling wordt bereikt, de geregelde uitlaatdruk iets afneemt. Als de
instelling op het punt gezet wordt waarbij de uitlaatdruk net niet afneemt, dan is de sluitdruk
minimaal en de sluitsnelheid maximaal.
Let op: het aandraaien van de borgmoer na de laatste afstelverdraaing kan de instelling enigszins
veranderen.
8.
Controle op functioneren
Controle van de sluitdruk
Open de inregelkraan en meet de uitlaatdruk. Sluit de inregelkraan langzaam, de druk loopt nu
langzaam op. Open de inregelkraan kort zodat de uitlaatdruk daalt tot een waarde die ongeveer
3% hoger ligt dan de zojuist gemeten uitlaatdruk. Nu ontstaat de statische sluitdruk zonder de
invloed van regelacties van de regelaar.
Controle geregelde uitlaatdruk waarde regelaar
Laat de regelaar regelen (klein volume) met de inregelkraan bijna dicht, op de gewenste uitlaatdruk.
De uitlaatdruk mag periodiek iets variëren:
Controleer dat de regelaar, bij het openen van de inregelkraan, op de gewenste uitlaatdruk blijft.
Sluit vervolgens de inregelkraan en open de uitlaatafsluiter, opdat de regelaar aan het net kan
leveren. Contoleer vervolgens of de regelaar naar behoren op het net reageert.
Let op: 30 mbar regelaars zijn zeer gevoelig voor de instelling, geef de regelaar gelegenheid zich
te stabiliseren door b.v. een 15 minuten te wachten. Het kan voorkomen dat deze regelaar nog iets
nagesteld moet worden.
Zie voor uitgebreide informatie: servicedocumentatie DDD3001MHNL met o.a. storingsanalyse.
9.
Hergebruik
Plaats de verwijderde insert met blokkeringsasje in de verpakking van de nieuw geplaatste insert.
De verwijderde insert kan in deze verpakking met begeleidende opdracht verzonden worden naar
W&S, opdat deze service kan uitvoeren op de insert (nieuwe klep, rolmembraan etc.).
Na de revisie en een functionele controle wordt de insert door W&S geretourneerd, gecompleteerd
met nieuwe onderdelen zoals beschreven in hoofdstuk 3. De insert is dan weer gereed voor inbouw
in een regelaar.
Figuur 2
Pd > 50 mbar, SG 5%.
± 2.5 % van Pd bij Pd>50 mbar (AC2,5)
± 5.0 % van Pd bij Pd< 50 mbar (AC5)
DDD3003MHNL/06-2022/Rev.A2
RS350S PN10
Pd < 50 mbar, SG 10%.
7