Bedrading
3.2.1
Opties voor installatie
De sensorbedrading is afhankelijk van de installatie-configuratie:
•
•
3.2.2
Bedradingsinstructies voor 4-aderige externe installaties
1. Maak de kabel gereed zoals beschreven in de sensordocumentatie.
2. Sluit de kabel aan op de kernprocessor zoals beschreven in de sensordocumentatie.
3. De kabel aansluiten op de transmitter:
Tabel 3-2: Aansluitklemmen transmitter voor 4-aderige kabel
Klem
c 4
a 4
c 6
a 6
(1) Draadkleuren gelden alleen voor door Micro Motion geleverde, 4-aderige kabel.
14
4-aderige externe transmitter (4-aderige kabel vereist; zie
Bedradingsinstructies voor 4-aderige externe installaties)
Externe kernprocessor met externe transmitter (4-aderige en 9-aderige kabel vereist;
zie
Afbeelding 1-4
en Bedradingsinstructies voor installaties met externe kernprocessor en
externe transmitter)
a. Identificeer de draden in de 4-aderige kabel.
Gebruik de door Micro Motion verstrekte 4-aderige kabel. Deze kabel bestaat
uit één paar draden van 0,75 mm
gelijkspanningsaansluiting en één paar draden van 0,35 mm
en wit) voor de RS-485 aansluiting.
b. Sluit de vier draden van de kernprocessor aan op de betreffende aansluitklemmen
op de transmitter.
Zie
Tabel 3-2
en
Afbeelding 3-2
(verbeterde kernprocessor).
•
Zorg dat er geen onbedekte draden zichtbaar blijven.
•
Aard de afscherming, het vlechtwerk en de drain-draden niet bij de transmitter.
2
(18 AWG) (rood en zwart) voor de
(standaard kernprocessor) of
(1)
Kleur draad
Rood
Zwart
Wit
Groen
Model 3500 transmitters of model 3300 peripherals - rekmontage
Afbeelding 1-3
en
2
(22 AWG) (groen
Afbeelding 3-3
Functie
V d.c. +
V d.c. —
RS-485A
RS-485B