Volg de mengvoorschriften van de fabrikant van
de stabilizer op. (8 ml per liter). Gebruik geen
stabilizer op alcoholbasis (ethanol of methanol).
Opmerking: Stabilizer/conditioner werkt het
best als het met verse benzine wordt vermengd
en altijd wordt gebruikt.
B. Laat de motor vijf minuten lopen om de
stabilizer/conditioner door het brandstofsysteem
te verspreiden.
C. Zet de motor af, wacht totdat deze is afgekoeld
en laat de benzine uit de tank lopen.
D. Motor opnieuw starten en laten lopen totdat
deze afslaat.
E. Choke de motor.
F. Start de motor totdat deze niet meer start.
G. U moet brandstof op de juiste wijze afvoeren.
Verwerk deze overeenkomstig de plaatselijk
geldende voorschriften.
Belangrijk: Benzine waaraan
stabilizer/conditioner is toegevoegd,
niet langer dan 90 dagen bewaren.
12. Verwijder de bougies en controleer de toestand
ervan; zie Bougies vervangen in het hoofdstuk
Motoronderhoud.
13. Laat de bougies uit de motor en giet twee eetlepels
motorolie in het bougiegat.
14. Gebruik de elektrische startmotor om de motor te
laten draaien en zo de olie over de cilinderwand te
verspreiden.
15. Monteer de bougies en draai ze vast met de
aanbevolen torsie; zie Bougies vervangen in her
hoofdstuk Motoronderhoud.
Opmerking: De bougiekabel niet op de bougie(s)
drukken.
16. Verwijder de accu uit het chassis, controleer het
zuurpeil en laad de accu volledig op; zie Onderhoud
van de accu in het hoofdstuk Onderhoud van het
elektrische systeem.
Opmerking: U mag de accukabels niet aansluiten
op de accupolen tijdens stalling.
Belangrijk: De accu moet volledig opgeladen
zijn, om te voorkomen dat deze bevriest en
beschadigd raakt bij temperaturen beneden
0° C. Een volledig opgeladen accu kan ongeveer
50 dagen worden opgeslagen bij temperaturen
beneden 4° C zonder tussentijds te hoeven
worden opgeladen. Bij temperaturen boven
4° C om de 30 dagen het waterpeil in de accu
controleren en de accu opladen.
17. Controleer alle bouten, schroeven en moeren en
draai deze vast. Repareer of vervang beschadigde
delen.
18. Controleer de conditie van alle spuitslangen en
vervang deze als ze beschadigd of versleten zijn.
19. Draai alle slangaansluitingen vast.
20. Werk alle krassen en beschadigingen van de lak bij.
Bijwerklak is verkrijgbaar bij een erkende Service
Dealer.
21. Stal het voertuig in een schone, droge garage of
opslagruimte.
22. Verwijder het contactsleuteltje en bewaar dit op een
veilige plaats buiten het bereik van kinderen.
23. Dek de machine af om deze te beschermen en
schoon te houden.
63