Timer activeren
Met de timerfunctie kunt u
automatische schakelfuncties
voor apparaat „AAN/UIT" tot
24 uur (in fases van een uur)
voorselecteren.
Timer schakelfuncties
Instelling bij actief bedrijf:
Na het gekozen aantal uren
schakelt het apparaat UIT.
Instelling bij uitgeschakeld apparaat
(voedingsstekker moet zijn
verbonden met een stopcontact):
Na het gekozen aantal uren
schakelt het apparaat AAN.
Met de toets [] kunt u de
■
timerfunctie activeren en met de
toetsen [] de gewenste tijd in
stappen van 1 uur (max. 24 uur)
selecteren.
De invoer wordt knipperend op
het display [] gedurende
ca. 10 sec. weergegeven.
Een activering van de timer wordt
continu door het controlelampje
[] op het bedieningspaneel
weergegeven.
AANWIJZING
Bij een ingeschakeld apparaat
via de Power-toets blijven
bij een netseparatie alle
ingestelde gegevens behouden.
AANWIJZING
De apparaatbesturing via een
externe tijdschakelklok is
indien nodig mogelijk.
Automatische ontdooiing
Het vocht dat zich in de
omgevingslucht binnen bevindt,
condenseert bij afkoeling en bedekt,
afhankelijk van de luchttemperatuur en
de relatieve luchtvochtigheid (% RV),
de verdamperlamellen met rijp resp. ijs.
De in het apparaat ingebouwde
automatische ontdooiing schakelt,
indien nodig, de condensatiecyclus in.
De rijp- resp. ijsafzetting op de
vlakken van de wisselaar wordt
indien noodzakelijk door middel
van heet gas ontdooid.
Deze bijzonder snelle en effectieve
ontdooiingsmethode garandeert een
hoog ontvochtigingsvermogen.
Tijdens de ontdooiingsfase wordt
de ontvochtiging slechts korte tijd
onderbroken.
Door het controlelampje []
wordt aangegeven dat de
condensatiecyclus met heet gas
actief is.
AANWIJZING
Bij een voldoende hoge
ruimtetemperatuur in de ruimte
(ca. 20 °C) treedt in de regel geen
rijpvorming op en daarmee is het
ontdooiingsproces niet noodzakelijk.
Zo functioneert de luchtontvochtiger
bijzonder economisch.
Condensreservoir legen
Afhankelijk van de hoeveelheid
condens is het van tijd tot tijd
noodzakelijk om het ingebouwde
condensreservoir te legen.
Bij een gevuld condensreservoir
wordt het bedrijf van het apparaat
onderbroken en het controlelampje []
"Reservoir vol" geeft deze toestand van
het apparaat aan door te knipperen.
1. Het gevulde reservoir er
voorzichtig naar voren uittrekken.
2. Het reservoir op een geschikte
plaats legen.
AANWIJZING
Telkens na het legen moet
het condensreservoir incl.
vlotter op evt. beschadigingen,
vervuiling etc. gecontroleerd
worden.
3. Het geleegde en gecontroleerde
condensreservoir weer zorgvuldig
in het apparaat plaatsen.
Het controlelampje "Reservoir vol"
gaat uit en het apparaat werkt
geheel automatisch verder.
(Inschakelvertraging in acht nemen)
AANWIJZING
Een nieuwe start van het apparaat
geschiedt alleen bij correct
geplaatst condensreservoir.
17