Bedieningshandleiding
Veiligheidslichtgordijn / -lichtscherm
Veiligheidsafstand bij uitvoering met meerdere lichtstralen SLG 220
(stralenafstand 300, 400 en 500 mm)
Richting�waarin�de�gevaren-�
zone�betreden�wordt
Bedienorgaan
Vrijgave
De�formules�en�rekenvoorbeelden�hebben�betrekking�op�de�verticale�
opstelling�(zie�tekening)�van�het�lichtscherm�ten�opzichte�van�de�
gevaarlijke�plaats�De�geldende�geharmoniseerde�EN�normen�en�even-
tuele�nationale�voorschriften�moeten�in�acht�genomen�worden
De�beveiliging�met�individuele�lichtstralen�moet�zodanig�gekozen�wor-
den�dat�lichamen�of�lichaamsdelen�gedetecteerd�worden�die�groter�zijn�
dan�de�gekozen�resolutie�(stralenafstand�+�straaldiameter�10�mm)�van�
de�SLG�220
De�veiligheidsafstand�is�de�minimumafstand�tussen�de�SLG�220�en�het�
gevaarlijke�punt,�die�gerespecteerd�moet�worden,�zodat�de�gevaarlijke�
beweging�tot�stilstand�gekomen�is�voordat�het�gevaarlijke�punt�bereikt�
kan�worden
Berekening van de veiligheidsafstand voor het lichtscherm met
meerdere stralen:
S = ( 1600 mm/s * T ) + 850 mm
S�=�� V eiligheidsafstand�[mm]
T�=�� N alooptijd�van�de�machine�+�reactietijd�van�het��
veiligheidslichtscherm
K�=�� N aderingssnelheid�1600�mm/s
C�=�� V eiligheidsmarge�850�mm
Voorbeeld
Reactietijd�van�de�SLG�220�=�12�ms
Nalooptijd�van�de�machine�T�=�170�ms
S�=�1600�mm/s�*�(170�ms�+�12�ms)�+�850�mm
S�=�1141�mm
Hierbij moeten de volgende montagehoogtes nageleefd en
gerespecteerd worden:
Aantal stralen
Montagehoogte boven referentievlak
2
3
4
De�opvolgers�van�EN�999�voor�het�berekenen�van�de�mini-
mumafstanden�van�de�beschermvoorzieningen�tot�de�gevaar-
lijke�plaats�zijn�EN�ISO�13855�en�EN�ISO�13857
De�veiligheidsafstand�tussen�het�veiligheidslichtscherm�en�
de�gevaarlijke�plaats�moet�altijd�in�acht�genomen�worden�
Als�een�persoon�de�gevaarlijke�plaats�kan�bereiken�voordat�
de�gevaarlijke�beweging�tot�stilstand�gekomen�is,�kan�dit�tot�
zware�verwondingen�leiden
Zender
S
Gevaarlijke�plaats
Ontvanger
Mechanische�Beveiliging
(Vloer) in mm
400,�900
300,�700,�1100
300,�600,�900,12
3.4.1 Minimale afstand ten opzichte van reflecterende oppervlakken
Bij�de�installatie�van�het�veiligheidslichtgordijn�moeten�de�effecten�van�
reflecterende�oppervlakken�in�acht�genomen�worden�Een�foutieve�
installatie�kan�tot�het�niet�herkennen�van�onderbrekingen�van�het�vei-
ligheidsveld�en�bijgevolg�tot�zware�verwondingen�leiden�Neem�daarom�
bij�de�installatie�onvoorwaardelijk�de�hieronder�vermelde�minimumaf-
standen�ten�opzichte�van�reflecterende�oppervlakken�(metalen�wanden,�
vloeren,�plafonds�of�werkstukken)�in�acht
Richting�van�het�betreden
Zender
Optische�as
8°
8°
Grens�van�de�gevaarlijke�plaats
Tabel:�Veiligheidsafstand�a
a [mm]
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0 3 5
10
15
De�effectieve�openingswinkel�voor�de�serie�SLC/SLG�220�bedraagt��
±�4,0°�bij�een�montageafstand�van�>�3,0�m�Bereken�de�minimumafst-
sand�ten�opzichte�van�reflecterende�oppervlakken�afhankelijk�van�de�
afstand�met�een�openingshoek�van�±�5,0°�graden�of�gebruik�de�waarde�
uit�de�onderstaande�tabel:
De�correcte�combinatie�(type,�resolutie)�van�zender�en�ontvan-
ger�moet�altijd�in�acht�genomen�worden�Bij�niet-naleving�kan�
dit�tot�wederzijdse�beïnvloeding�en�een�foutieve�werking�leiden
Afstand [m] tussen
de zender en ontvanger
0,2�...�3,0
4
5
6
Formule: a = tan 5° x L [mm]
a�=�Minimale�afstand�ten�opzichte�van�reflecterende�oppervlakken
L�=�Afstand�tussen�de�zender�en�ontvanger
NL
SLC 220 IP 69 K
SLG 220 IP 69 K
Ontvanger
Hindernis
a=262mm
a= 262 mm
Reflecterende�lichamen
(bijv�materiaalcontainer)
D [m]
20
Minimumafstand a
[mm]
262
350
437
525
8°
8°
7