Luisterspoelprogramma (optioneel)
Uw hoortoestel kan over een ingebouwde functie beschikken, waarmee u de telefoon beter kunt gebruiken
en beter kunt horen in een kerk of zaal waar een ringleiding voor slechthorenden geïnstalleerd is. Om deze
functie te activeren, moet het luisterspoelprogramma ingesteld zijn. In dit programma hoor u de via de
luisterspoel verzonden geluiden door de luisterspoel en de omgevingsgeluiden door de microfoon van het
hoortoestel. Als u wilt, kan uw audicien de instellingen dusdanig aanpassen dat u geen geluiden via de
microfoon hoort, wat betekent dat de meeste omgevingsgeluiden verloren gaan.
Een telefoon gebruiken
• Schakel uw toestel naar het luisterspoelprogramma
• Houd uw telefoonontvanger achter uw oor, vlakbij het hoortoestel
(2-3 cm) en draai de ontvanger een beetje naar buiten.
• Luister naar het telefoonsignaal en beweeg een beetje met de tele-
foon om de positie te vinden met de beste ontvangst.
• Zet indien nodig het volume hoger of lager.
• Schakel na beëindiging van het telefoongesprek uw toestel weer naar
het microfoonprogramma.
Als de telefoon een slecht luisterspoelsignaal heeft, gebruik dan het
microfoonprogramma. Houd de telefoon niet te dicht bij uw oor. Dit kan fluiten veroorzaken.
30