NL
3
INSTALLATIE
3.1
Algemeen
De installatie dient door een bevoegd persoon te worden uitgevoerd.
Controleer of de gegevens van de luchtdrogereenheid overeenkomen met de
S
order.
Controleer op eventuele transportbeschadigingen.
S
3.2
Montage
Blaas voor het monteren de leidingen voor en na de luchtdrogereenheid schoon,
S
omdat slak en andere restprodukten van het lassen in de toekomst tot storingen
kunnen leiden, zowel bij het starten als bij gebruik.
Bij montage in een ouder leidingnet moet men er voor zorgen dat er zich geen
oude olie bevindt in de leidingen voor of na de luchtdrogereenheid, omdat het
droogmiddel in het reservoir niet langer werkt wanneer het in contact komt met
olie.
Monteer de luchtdrogereenheid verticaal (wandmontage).
S
Montage--afmetingen volgens maatschets op blz. 147 (A6 CRE 30) en
op blz. 148 (A6 CRE 60).
Met een hefinrichting op het statief van de luchtdrogereenheid is hulp bij het
heffen mogelijk.
Plaats de luchtdrogereenheid na de luchttank op een zo koel mogelijke plaats,
S
maar waar geen risico op vorst of bevriezing bestaat.
De luchttank moet een goede drainering hebben.
Omdat de luchtdrogereenheid geen by--pass--leiding heeft, is het aan te raden
S
om in verband met de installatie een soort by--pass te maken, als de ruimte dat
toelaat.
Uit service--oogpunt of bij een andere tijdelijke onderbreking, kan dit in de
toekomst erg nuttig zijn.
Zorg er ook voor dat u bij de kleppen, bijvul-- en aftapaansluitingen voor het
S
droogmiddel kunt komen.
fgb6i1ha
- - 92 - -