Bij dit apparaat moet de toewijzing van de parameters [dSx] en [drx] bij het schakel-
resp� terugschakelpunt exact volgens de VDMA-richtlijn worden uitgevoerd!
9.5.2 Schakellogica voor de schakeluitgangen vastleggen
► [P-n] kiezen en [PnP] of [nPn] instellen�
9.5.3 Demping voor het schakelsignaal vastleggen
► [dAP] kiezen en dempingsconstante in seconden instellen
(
-waarde:63 %); Instelbereik 0,000���4,000 s�
T
De demping [dAP] is van invloed op het schakelpunt/de
procesgegevensstroom (IO-Link-communicatie) en het display�
9.5.4 Demping voor de analoge uitgang vastleggen
► [dAA] kiezen en dempingsconstante (10���90% stijgingstijd) in seconden
instellen; Instelbereik 0,000���4,000 s�
De demping [dAA] is alleen van invloed op de analoge uitgang/het
analoge signaalverloop�
9.5.5 Nulpuntkalibratie
► [cOF] kiezen en waarde tussen -5% en 5% van de meetbereikeindwaarde
instellen (bij PN2x69 en PN2x99 ±5% van de meetspanne)� De interne
meetwaarde "0" wordt met deze waarde verschoven�
9.5.6 Alle parameters naar fabrieksinstelling terugzetten
► [rES] kiezen�
► [●] indrukken
► [▲] of [▼] indrukken en ingedrukt houden, tot [----] wordt weergegeven�
► Kort op [●] drukken.
Het is zinvol om voor het uitvoeren van de functie de eigen instellingen te
noteren (→ 12 Fabrieksinstelling)�
Ook de bedrijfsmodus ([CMPT]) wordt teruggezet in de
leveringstoestand ([CMPT]=[2])�
NL
21