AUTOGEEN APPARAT
BEDIENINGSHANDLEIDING
3.
Productbeschrijving en toepassingskenmerken
3.1
Opbouw en beschrijving van de autogeen brander
3.1.1
Typen
Een gebruiksklare en gemonteerde autogeen brander bestaat uit een greep HESA type SL/56 of een naaldventiel en het
bijbehorende branderinzetelement. Het branderinzetelement wordt afhankelijk van de toepassingsmethode/het toepassingsdoel
gekozen en via de aansluitmoer met de betreffende greep verbonden, om een gebruiksklare autogeen brander te realiseren. De
verschillende brandereenheden zijn pas na montage van de afzonderlijke snij-, verwarmings- resp. brandermondstukken gebruiks-
resp. toepassingsgereed.
3.1.2
Mengsystemen
Alle genoemde autogeen branders hebben het mengsysteem "injectormenger met zuigwerking" (zie hoofdstuk 5 Markering).
3.1.3
Propaan-lucht-mengselbrander
Warmtebronnen en seriebranders worden zonder zuurstof gebruikt, en hebben daarom een naaldventiel in plaats van een greep.
Ingebruikname: het naaldventiel moet worden geopend. Het gas-lucht-mengsel moet direct met een geschikte aansteker worden
ontstoken. Wanneer een ontstekingsbeveiliging is ingebouwd, moet deze net zolang worden bediend, tot de gastoevoer naar de
vlam zelfstandig behouden blijft. Voor het buiten gebruik stellen moet het naaldventiel worden gesloten.
Gebruik volgens de voorschriften
3.2
3.2.1
Autogeen brander
De autogeen branders mogen alleen voor de bedoelde autogeen methodeworden toegepast.
3.2.2
Toepassingsbereiken van de branderinzetelementen
HESA-snijbranderinzetelement
Scheiden van rails en maken van een gedefinieerde lasopening volgens de Thermit®-lasmethode.
HESA-opwarmings-/voorverwarmingsinzetelement
Op- resp. voorverwarmen van rails en drogen van het gehele gietsysteem bij de uitvoering van een Thermit®-las conform de
werkinstructie van de betreffende lasmethode.
HESA-richtbranderinzetelement
Warmterichtwerkzaamheden van staalplaten en zetten van warmtepunten bij het richten van rails.
HESA-gutstoortsen
Diverse gutstoortswerkzaamheden.
3.2.3
Gassen
Voor verschillende toepassingen bestaan verschillende branderinzetelementen voor de verschillende gassoorten. (Details zie
hoofdstuk 12 Bedrijfsgegevens)
MOGELIJKE GASSEN
Acetyleen
Propaan
Er mogen alleen gassen worden gebruikt, waarvoor het betreffende branderinzetelement is gemarkeerd.
De autogeen branders mogen alleen voor de methode worden gebruikt, waarvoor het betreffende branderinzetelement is
bedoeld.
MARKERING
A
P
Rev. 04/2023-07-20
Pagina 6 van 16