Inhoudsopgave
Advertenties
q
w
e
r
t
Verlengingssteken
Patroon 11, 12, 14, 15, 17, 18, 20 en 21 in Mode 2 zijn
verlengingssteken, die worden gebruikt om rechte steken
tussen patronen in te voegen.
Patroon 17, 18 en 21 hebben dezelfde steeklengte en
naaldstand als het vorige patroon in de geprogrammeerde
patrooncombinatie.
Voorbeeld:
combinatie van patroon 12 (Mode 3) en 17
(Mode 2)
Er worden twee rechte steken ingevoegd na patroon 12.
q
Patroon: 12 (Mode 3)
w
Twee rechte steken: patroon 17 (Mode 2)
N.B.
Het getal rechts van de steekafbeelding geeft het aantal in
te voegen steken aan.
Een pijltoets met twee punten onder het aantal steken geeft
aan dat de naaldstand gelijk is aan die van het vorige patroon.
De steeklengte en naaldstand van patroon 11, 13, 14, 15 en
20 worden niet bepaald door die van het gecombineerde
patroon.
Voorbeeld: combinatie van patroon 28 (Mode 3) en 15 (Mode
2)
Er worden drie rechte steken met een linkernaaldstand
ingevoegd na patroon 28.
e
Patroon 28 (Mode 3)
r
Drie rechte steken: patroon 15 (Mode 2)
N.B.
Patroon 11 en 12: lengte 2,5 mm, middelste naaldstand
Patroon 14 en 15: lengte 2,5 mm, linkernaaldstand
Patroon 20: drievoudige steek, lengte 5,0 mm, middelste
naaldstand
Gebruik patroon 99 in Mode 2 voor het invoegen van ruimte
tussen patronen.
Snijd na het naaien de verbindingsdraad af.
t
Verbindingsdraad
6 6
Advertenties
Inhoudsopgave
