13 Netbeheer
4. Selecteer de parametergroep Blindvermogen en kies [Bewerken].
5. Voer in de groep Basisinstellingen de basisinstellingen uit:
• Selecteer in het vervolgkeuzemenu binnen het veld Signaalbron de gewenste
signaalbron. Houd er daarbij rekening mee dat bij het gebruik van Modbus de gewenste
Modbus-server in de Cluster Controller moet zijn geactiveerd (zie hoofdstuk 12.1,
pagina 66).
• Selecteer in het vervolgkeuzemenu Grootheid richtwaarden de grootheid
Blindvermogen in %.
6. Als u de digitale ingangen gebruikt, moet u de volgende instellingen voor de digitale
ingangen uitvoeren:
• Selecteer de groep Instellingen van de digitale ingangen.
• Voer in het veld Fouttolerantietijd een waarde liefst groter dan 1 seconde in. Daardoor
voorkomt u dat bijv. een kortstondig, gelijktijdig aantrekken van twee relais van een
ontvanger voor rimpelspanning tijdens een statusovergang van de Cluster Controller als
ongeldige status kan worden geïnterpreteerd.
7. Als u de analoge ingangen gebruikt, moet u de volgende instellingen voor de analoge
ingangen uitvoeren:
• Selecteer de groep Instellingen van de analoge ingangen.
• Voer in het veld Fouttolerantietijd het gewenste tijdsinterval in.
• Voer in het veld Beginwaarde ingangssignaal de overeenkomstige waarde in.
• Voer in het veld Eindwaarde ingangssignaal de overeenkomstige waarde in.
• Voer in het veld Begin gewenste waarde blindvermogen de overeenkomstige
waarde in.
• Voer in het veld Begin gewenste waarde blindvermogen de overeenkomstige
waarde in.
8. Als u de digitale ingangen gebruikt, moet u de statusconfiguratie uitvoeren:
• Selecteer de groep Statusconfiguratie.
• Activeer afhankelijk van het aantal gebruikte digitale ingangen in de kolom Actief het
selectievakje van de status die u wilt configureren.
• Voer in de kolom Blindvermogen bij de status die u configureert de overeenkomstige
waarde in.
9. Voer de instellingen voor de "fallback" uit (zie hoofdstuk 13.5, pagina 78).
76
ClusterController-BA-nl-16
SMA Solar Technology AG
Gebruiksaanwijzing