GEVAAR
Explosiegevaar
Dicht deze zone af met dummypluggen of een controleventiel en naaldventielen. Zo moet, zelfs zonder actieve spoeling,
zeker voorkomen worden dat een explosief stof of gas in de Ex-relevante beschermingszone binnendringt.
WAARSCHUWING
Binnendringen van stof en luchtvochtigheid
Om binnendringen van stof en luchtvochtigheid te voorkomen, moet de eigenaar waarborgen dat de
omgevingstemperatuur van de Ex-relevante beschermingszone de waarden niet overschrijdt die vermeld staan in
hoofdstuk Technische gegevens (Pagina 35).
Aansprakelijkheid
Na inbedrijfstelling ligt de volledige verantwoordelijkheid bij de eigenaar.
3.4
Sensorinstallatie
De installatie van de Ex-sensors kan uitgevoerd worden door personeel dat gekwalificeerd is voor het toepassingsgebied
explosieve zones. De instructies in de certificaten en de bedieningshandleiding moeten hierbij volledig in acht worden
genomen.
LET OP
Onjuiste montage
Het apparaat kan worden beschadigd, vernield of het functioneren ervan kan worden beperkt door onjuiste montage.
● Garandeer voor het plaatsen dat het apparaat niet zichtbaar beschadigd is.
● Garandeer dat de procesverbindingen schoon zijn en dat er geschikte afdichtingen en schroefaansluitingen zijn
gebruikt.
● Monteer het apparaat met behulp van het juiste gereedschap. Raadpleeg de informatie in Hoofdstuk "Technische
gegevens (Pagina 35)", bijvoorbeeld de vereiste vastdraaimomenten voor het installeren.
WAARSCHUWING
Open kabelinvoeropening of onjuiste pakkingbus
Explosiegevaar in explosieve zones.
● Sluit de kabelinvoeropeningen voor elektrische verbindingen af. Gebruik uitsluitend pakkingbussen of kabelpluggen die
zijn goedgekeurd voor het relevante type bescherming.
LET OP
Schade aan optiek
Installeer de sensoren alleen als het spoelmedium toegankelijk is (voor sensoren die gespoeld moeten worden). Laat een
gespoelde sensor nooit achter met uitgeschakelde spoelen, omdat de optiek gemakkelijk beschadigd kan worden.
Positie van het apparaat
Het apparaat mag in alle richtingen gemonteerd worden.
Bij het monteren van de sensors moeten de grote veren van de uitrichtingsflenzen naar beneden gericht zijn.
Ga als volgt te werk:
1. Controleer of de flenzen correct zijn geïnstalleerd.
2. Monteer de receiver en de zender, beide met afdichtingen op de flenzen en draai de bouten kruislings aan.
3. Richt de sensors uit zoals beschreven in sectie 'Uitrichten van de sensor' van de gedetailleerde bedieningshandleiding.
14
LDS 6/CD 6 Bedieningshandleiding voor het gebruik van het apparaat in explosieve zones
A5E03314905-01, 04/2013