Beschrijving
/i
Sensor-
code
M#
N#
De beweging van de drager wordt beperkt door de eindschakelaars S10 en S11. Als een
van de eindschakelaars wordt geactiveerd, moet de machine stoppen en de mechanische
vergrendeling uitschuiven.
Op ieder niveau worden twee sensoren geïnstalleerd, standaard B1 en B2 op het onderste
niveau en B3 en B4 op het bovenste niveau. Als de drager in beweging is en een van de
sensoren wordt geactiveerd, moet de snelheid van de drager teruggebracht worden naar
lage snelheid. Zodra de tweede sensor wordt geactiveerd, moet de drager stoppen.
4.2.1
Aansluitunit
A
Aansluitunit
De sensoren in de kolom worden via de
kabelgoot in de kolom op de aansluitunit in de
onderzijde van de kolom waarop de sensoren
zijn geplaatst aangesloten.
Als de machine is geconfigureerd voor op
meer dan twee niveaus stoppen, wordt een
extra aansluitunit geïnstalleerd.
20
Naam sensor
Extra niveau # stop omhoog & omlaag lage snelheid
Extra niveau # stop omlaag & omhoog lage snelheid
Opmerking
De aansluitunit bevindt zich in de kolom met de sticker van de aansluitunit.
A
UM-PRORUNNER_mk10-2.0-NL