2.
Veiligheid
Er mogen uitsluitend toebehoren worden gebruikt die door Leica zijn goedgekeurd, om bescha-
digingen aan het apparaat of aan de monsters te voorkomen.
2.2 Waarschuwingen
De veiligheidsinrichtingen die door de producent aan het apparaat zijn aangebracht, vormen
slechts de basis van de ongevallenpreventie. De hoofdverantwoordelijkheid voor een ar-
beidsproces zonder ongevallen ligt met name bij de ondernemer die het apparaat beheert en
daarnaast bij de door hem aangewezen personen die het apparaat bedienen, onderhouden of
reinigen.
Om te garanderen dat het apparaat correct functioneert, dienen de volgende aanwijzingen en
waarschuwingen in acht te worden genomen.
Waarschuwingen - Veiligheidsinstructies op het apparaat zelf
• H et apparaat mag uitsluitend door geïnstrueerd en geschoold laboratoriumpersoneel be-
diend worden. Het apparaat mag uitsluitend overeenkomstig de gebruiksbepalingen en de
instructies in deze gebruiksaanwijzing worden bediend.
• D e met een waarschuwingsdriehoek aangegeven veiligheidsinstructies op het apparaat be-
tekenen, dat bij de bediening resp. het vervangen van het betreffende apparaatonderdeel
de bedieningsstappen dienen te worden uitgevoerd zoals in deze gebruiksaanwijzing is be-
schreven. Het niet in acht nemen van deze waarschuwingen kan ongevallen, verwondingen
en/of beschadiging van apparaat/toebehoren tot gevolg hebben.
Waarschuwingen - Transport, installatie en bediening
• N a het uitpakken mag het apparaat alleen rechtopstaand vervoerd worden.
• V óór aansluiting van het apparaat op een energienet controleren of de spanningsgegevens
op het typeplaatje overeenstemmen met de spanningsvoorziening op de standplaats.
• H et apparaat mag uitsluitend met het meegeleverde netsnoer en op een geaard stopcontact
aangesloten worden. Een verlengkabel mag niet gebruikt worden.
• H et stopcontact waarop het apparaat wordt aangesloten, moet zich in de buurt van het
apparaat bevinden en makkelijk toegankelijk zijn.
8
Gebruiksaanwijzing V 2.6 RevH - 07/2016