6.
Reiniging en onderhoud
6.1 Apparaat reinigen
Vóór het reinigen het apparaat altijd uitschakelen en de stekker uit het stopcontact trekken!
Bij gebruik van reinigingsmiddelen dienen de veiligheidsvoorschriften van de fabrikant en de
in het land van de gebruiker geldende laboratoriumvoorschriften in acht te worden genomen.
Tijdens het reinigen mag er geen vloeistof in het apparaat komen!
Om bekrassen van het apparaatoppervlak te vermijden, in geen geval metalen gereedschappen
met scherpe randen gebruiken voor het verwijderen van paraffineresten.
Werkvlak
• Voor het reinigen kunnen alle gebruikelijke laboratoriumschoonmaakmiddelen worden
gebruikt die geschikt zijn om paraffine te verwijderen (bijv. Paraguard of substituanten
voor xyleen).
Apparaat en externe oppervlakken
• Indien noodzakelijk kunnen de gelakte buitenoppervlakken met een mild, gangbaar huis-
houdelijk schoonmaakmiddel of zeepsop worden gereinigd en met een vochtige doek
afgenomen worden.
• Het langer inwerken van organische oplosmiddelen op het oppervlak van de behuizing
dient te worden voorkomen. De gelakte oppervlakken zijn niet bestand tegen xyleen of
aceton!
6.2 Onderhoudsinstructies
Het apparaat mag voor onderhouds- en reparatiewerkzaamheden uitsluitend door geautoriseer-
de servicetechnici worden geopend.
Om te garanderen dat het apparaat lange tijd correct functioneert, dienen de volgende
aanwijzingen in acht te worden genomen.
• Reinig het apparaat dagelijks zorgvuldig.
• Verwijder stof bij de ventilatiesleuven aan de achterkant van het apparaat regelmatig
met een kwast of stofzuiger.
• Laat het apparaat eenmaal per jaar controleren door een door Leica geautoriseerde
onderhoudsmonteur.
• Sluit aan het eind van de garantieperiode een onderhoudscontract af. Nadere informatie
hierover kunt u krijgen bij de bevoegde Leica-klantenservice-organisatie.
18
Gebruiksaanwijzing V 2.6 RevH - 07/2016